In 2018 werd ik als predikant bevestigd aan de Protestantse Gemeente Alexanderkerk in Rotterdam. Eén van de eerste stappen die ik zette was met de gemeente samen nadenken over kerk-zijn. Dat deed ik onder andere met een serie preken getiteld “De kerk heeft t’!” Want wát heeft de kerk eigenlijk? De rijkdom van geloof en zingeving, van gebed, van zingeving, van de vraag naar God en dergelijke heeft van alles opgeroepen.
Toen kwam Covid19, maart 2020. Alles dat begon te bloeien en een weg naar boven zag. werd plotsklaps een halt toegeroepen. Kerk-zijn krijgt een andere kleur, omdat het kerkgebouw fysiek gesloten moest worden . Daarbij werd razendsnel overgeschakeld naar online presentie. Kerkdiensten werden (en worden) gestreamd via YouTube en Kerkomroep, vergaderingen en groepswerk gingen via Zoom of Teams of Meet.
Welke plaats heeft de kerk in onze tijd en cultuur?
Was het ongemerkt? Of viel het toch op? De aard van kerk-zijn veranderde dus. Bij heropening van het kerkgebouw na twee jaar lockdowns en zeer beperkte kerkgang zien we lagere bezoekersaantallen en is het (nog) lastiger om vrijwilligers te vinden. Dat vraagt fundamentele bezinning.
Een van de bronnen voor deze bezinning is de cursus “Terug naar de kerk?” die ik gevolgd heb in het kader van de Permanente Educatie. De thematiek draait om de vraag wat de kerk is (wil zijn) en welke plaats zij heeft in onze tijd en cultuur, met name waar het gaat om authentiek individualisme en secularisatie (ontkerkelijking) en hoe wij als gemeente ons daarmee kunnen verhouden.
Individu en secularisatie
We zien het in en om ons: als mens, als individu hebben we onze eigen voorkennis en perspectieven op de werkelijkheid waarin we leven en bewegen. Wat is waarheid? Wat is moreel accuraat? Waar kun je op vertrouwen? Daarbij laat het individu zich niet zomaar gezeggen door een autoriteit of gezaghebbende of door een hogere macht.
Olifant
We hebben zelf betekenis te geven en te zoeken. In de samenleving is niet echt meer een groot, hoog gegrepen doel (telos). Zoals premier Mark Rutte eens zei in 2013, dat visie is als een olifant die het zicht belemmert. Als liberaal land hebben we vooral in onszelf te zoeken naar doel en zin. Daarbij gebruiken we off- en online middelen om de eigen zingeving bij elkaar te legoën. Religie is een optie geworden (Charles Taylor): je kunt ervoor kiezen of niet.
Sagrada Familia
Het bouwwerk van zingeving is echter nooit af is, zoals de kathedraal Sagrada Familia in Barcelona. Er zijn al restauraties gaande terwijl de nieuwbouw de finish nog steeds heeft bereikt. Mens-zijn heeft inmiddels fluïde (vloeibare) kaders buiten en in zichzelf en haakt wel of niet aan een groep gelijkgestemden.
Daar hebben we als kerk rekening mee houden. Sterker nog, we komen dit óók tegen in onze gemeenschap van individuen: de een is bij de kerk vanwege traditie en gewoonte. De ander kiest bewust voor deelname en blijft trouw. Een volgende sluit aan zolang het bevalt en gaat weg wanneer een andere groep gelijkgestemden aantrekkelijker is.
Ofwel: hoe hebben we ons als kerk, als vierende, lerende en dienende gemeente met al die verschillende insteken en individuele totaalpakketten te verhouden tot de wereld, tot wijk waar we als kerk actief zijn?
Gedeelde praktijken
Als mens ben je in deze hyperindividuele tijd op jezelf teruggeworpen, tegelijk kunnen we niet zonder “gedeelde praktijken” (Donald McIntyre) en specifiek voor de kerk: wat is onze praktijk als christelijke gemeenschap? Ik noem een aantal typeringen van kerkgemeenten dat tijdens deze cursus is besproken:
- de contrasterende gemeenschap (James Kennedy),
- de morele gemeenschap (Stanley Hauerwas),
- de sacramentele gemeenschap (Erik Borgman) en
- de priesterlijke gemeenschap (Stefan Paas).
1. Contrasterende gemeenschap
Bij de voorbereiding van de cursus heb ik gekozen voor Kennedy en de kerk als contrasterende gemeenschap. Dat woord contrast heeft wel wat. Kennedy bedoelt met dat woord niet, dat we als het licht zijn in de duisternis of dat wij gelijk hebben en de andere dus ongelijk.
Het contrasterende zit voor Kennedy met name in de gedeelde praktijk van het dienen in de samenleving, volop deel uitmakend van de publieke ruimte, waar de kerk als een gemeenschap van zorg is. Waar mensen dienstbaar zijn aan elkaar en naar buiten; als contrast van de individualistische cultuur waar we nu in leven en vooral op onszelf zijn geworpen.
Deze kerk, deze gemeenschap oefent zich in deugden (discipline). Waarden en normen geput uit de Bijbel en de christelijke traditie staan voorop. Dat alles is gekaderd door een alternatief vergezicht, namelijk de komst van Gods Koninkrijk.
2. Morele gemeenschap
Het inoefenen van discipline zoals Kennedy als deel ziet van de contrasterende gemeenschap heeft voeling met wat Stanley Hauerwas schrijft over de kerk als morele gemeenschap. Dan is de kerk, meer nog dan bij Kennedy, een spiegel voor de maatschappij: er is een deugdenethiek die sterk gericht is op telos, een ultiem einddoel: de komst van Gods Koninkrijk. Daar gaat het om in relatie samen leven in plaats van een blote optelsom van individuen zijn. De gemeenschap van waarheid en vrede is als een voorsmaak van dat Koninkrijk en daarmee een oefenruimte waar je leert je authentieke zelf te enten in Christus. Deugden als geduld, hoop en overgave spelen een belangrijke rol.
De doop en het Heilig Avondmaal zijn belangrijke sporen die Gods Rijk trekken. De normen van het Koninkrijk werken als een contrast én vervloeien met de samenleving. Ook buiten de kerk is Christus aanwezig – hoe gaan we om met de ander, de vreemde, de vluchteling, de verstotene, de achtergelatene? Christenen hebben samen te werken met niet-christenen. Niet omdat wij het beter weten, wel omdat we vanuit Christus dienend in de wereld aanwezig willen zijn.
1 en 2: nogal doenerig
Zowel in de door mij gelezen teksten van Kennedy en Hauerwas zie ik een contrasterende kerk met een duidelijke telos, een flinke stip aan de horizon. Tegelijk zie ik er een flinke zweem van ‘doenerigheid’ om beide ideeën heen hangen. Het kan niet anders of je hebt genoeg kader nodig alsook een flinke vijver vol vrijwilligers om de boel draaiende te houden, binnen en buiten de kerkmuren. Bij Hauerwas ligt de morele lat behoorlijk hoog – in hoeverre zijn stadsmensen zoals in Rotterdam bereid hun individualiteit te verliezen in Christus en dat ze dán ontdekken hoe uniek ze zijn?
3. Sacramentele gemeenschap
In plaats van een bepaald activisme vanuit contrast en deugden heeft Erik Borgman de insteek van de kerk als sacramentele gemeenschap, ofwel kerk-zijn vanuit de vierende dankzegging (eucharistie) voor het lijden, de dood en de verrijzenis van Jezus Christus. Juist de liturgie vormt de kerk, want daar krijgt de gemeente nieuw leven geschonken door de levende God. Vanuit wat God schenkt in de eucharistie als blijk van zijn liefde voor de wereld die leeft vanuit die liefde, geeft de gemeenschap antwoord (responsieve kerk).
De kerk staat niet losgezongen van de wereld, ze zijn juist met elkaar vervlochten. De kerk – de mensen die deel hebben aan het levende lichaam van Jezus Christus – heeft te speuren naar de voren die de Geest trekt in de wereld en wijst aan waar God bezig is. En wat zich in de wereld afspeelt, krijgt een plek in de liturgie. De telos van de kerk is dat de schepping vervuld raakt van lofprijzing (doxologie), zoals te lezen is in Psalm 100, vers 1 en 2.
Borgman lijkt zich veel minder druk te maken omtrent de secularisatie, het authentieke individu en de fluïde samenleving. Gewoon doen waar je goed in bent als kerk: onbekommerd vieren van Gods liefde in de liturgie en daarmee de samenleving voeden. Dat vind ik een heel ontspannend idee.
4. Priesterlijke gemeenschap
Stefan Paas ziet de kerk ook als een plek van lofprijzing, waar het goede van God en zijn goede gaven worden gevierd. Tegelijk zet Paas veel scherpere kaders wat betreft kerk en wereld: is de kerkverlating als een oordeel van God te zien? Zijn we als kerkmensen vreemdelingen in deze wereld? Welke priesterlijke taak heeft de kerk als Gods gezicht te vervullen?
Spannende vragen die mee resoneren in mijn eigen hart. De kerk heeft, net als Israël in de Bijbel, de roeping om heilig te leven, in dienst van God met de blik op de wereld die óók van God is. Heilig heeft dan niets te maken met beter of vromer leven, het gaat om het (priesterlijk) vertegenwoordigen van God bij de mensen en de mensen vertegenwoordigen bij God, biddend, vierend en zegenend, delend in vergeving en genezing door Gods relatie met mensen.
De kerk is een teken van het (toebe)horen bij Christus waar mensen eigen geloofservaringen delen, niet als individuen, maar als personen die met elkaar in relatie staan. De telos van de kerk heeft de eschatologie voor ogen: het doorbreken van het Koninkrijk van God waar de verstrooiing een einde vindt en het heil (heling) finaal doorbreekt.
Conclusie
De kerk heeft het: contrasterend, moreel, sacramenteel en priesterlijk. Concreet kijkend naar de Protestantse Kerk in Nederland, denk ik dat het sacramentele en het priesterlijke goed zouden passen. Met de beschikbare middelen en menskracht is het samen vieren, samen delen onderling en met de wereld, goed mogelijk – een ontspannen(de) kerk. Te midden van een sterk geseculariseerde samenleving vol authentieke individuen, die ook in de kerk een plek hebben, gaan we door en verder: een volhardende kerk biddend voor en met de wereld met het oog op Gods Koninkrijk. Zo’n kerk heeft het, volgens mij.
ds Robert-Jan van Amstel, 30 juni 2022
(bovenstaande tekst is een bewerking van een paper uit juni 2021 die ik voor cursus “Terug naar de kerk?” heb geschreven. Deze cursus behoort bij de Permanente Educatie die de PKN aanbiedt voor alle dienstdoende predikanten en kerkelijk werkers.)
Ontdek meer van [ iBelieve ]
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.