> 9. Omtrent geloof: Radicaal als Jezus
Jongerenwerker Corjan Matsinger heeft in 2010 een inspirerend en prikkelend boekje geschreven over de plek van jongeren in de kerk: “Heilige grond”. Wie jongeren ontmoet…. staat op heilige grond, zo schrijft hij op de achterflap, “en dat geldt ook voor de postchristelijke jongerencultuur.” Zijn we bereid ons schoeisel uit te doen en ons op die heilige grond te begeven? Op p.22 schrijft hij:
“Als jonge gast was ik al onder de indruk van het verhaal van Jezus die het tempelplein schoonveegt. Wauw, dit was een andere Jezus dan de lieve man met de schaapjes en de herdersstaf die op de zondagsschool op het flanelbord hing! Er staat bij dit verhaal geschreven dat ‘de ijver voor Gods huis’ de jonge rabbi verteert. In de Engelse King James-vertaling Johannes 2 roept Jezus uit: ‘Do not make my Father’s house a place of merchandising’. Jezus stelt de praktijk van de tempeldienst aan de kaak. De tafels met wisselgeld worden omgekiept en de schapen en geiten, bedoeld voor de offerdienst, worden uit de hokken weggejaagd. Jonge duiven slaan hun vleugels uit nadat de zoon van God hen liet opstijgen in de open hemel.
Ik herken iets van de felheid van Jezus terug in de vele jongeren die ik ontmoet. Jongeren kunnen de hypocrisie genadeloos aan de kaak stellen. Jonge mensen prikken er feilloos doorheen als bijzaken in de kerk, zoals tradities, de centrale plaats op het podium gaan innemen. Jongeren nemen geen genoegen met de antwoorden uit de traditie en willen zich (nog) niet neerleggen bij de status-quo. De ‘jeugdwerkveteraan’ Dean Borgman zegt dit heel duidelijk: ‘Kinderen stellen de basisvragen, adolescenten stellen de moeilijke en ultieme vragen, en volwassenen … die worden moe van de wezenlijke vragen.’”
> 8. Omtrent geloof: Verbazing
De filosofen Lars Svendsen en Pascal Bruckner stellen dat het westen steeds dieper wegzakt in verveling sinds het God heeft afgeschreven. Als er immers nog een andere wereld is die ingrijpt op de onze, blijft het spannend en staan we open voor verrassingen. Zonder God wordt je leven dichtgetimmerd. Als alles louter dingen-dingen-dingen is, waarover zou je je dan nog echt verwonderen?
Beide filosofen laten nergens merken dat ze zelf christen zijn en daarmee worden hun conclusies nog uitdagender. Ik dacht dat juist de kerk saai was en ik ken veel niet-gelovigen die zich wel degelijk kunnen verbazen – toch beweren Svendsen en Bruckner dat als je het geloof vaarwel zegt, je juist qua verbazing iets verliest. Je zou eerder denken dat je je eerder zinloos gaat voelen, dat je je misschien minder getroost voelt of eenzamer, omdat er geen God meer is. Maar nu is het misschien juist de verwondering die je altijd die zinvolheid gaf, die troost en die verbondenheid.
Verwondering als hét unieke van het geloof…. De theoloog Timothy Dwyer deed onderzoek naar het fenomeen verbazing in de oudheid. Hij concludeert dat de Griekse en Romeinse teksten vrijwel nooit verbazing noemen in verband met religieuze zaken. Maar Joodse teksten, zoals de bijbel, vertellen steevast hoe verbijsterd mensen zijn als ze een glimp van God ontvangen. En in de christelijke tekst van Marcus is het zelfs een refrein geworden: ‘De omstanders waren verbaasd over wat Jezus had gezegd.” (Marcus 1:22,27; 2:12; 3:21; 4:41; 5:15,20,33,42; 6:2,6,20,50,51; 7:37; 9:6,32; 10:24,26,32; 11:18,32; 12:11,12,17; 14:33; 15:5,44; 16:5,6,8)
Waarom kunnen christenen zich zo verbazen? Wat is hun grootste ontdekking?
(uit: R. Sonneveld, Jutten. Over de verrassingen van God, Amsterdam 2007 (3e druk), p.10-11; opgenomen in Klankbord, PKN Barendrecht kerkblad, jaargang 35, nr.2)
> 7. Omtrent geloof: Zondag
Een gemeente van Jezus Christus zonder verwachting is geen gemeente van Jezus Christus. De verwachting dat de Naam van God openbaar wordt in de midden van de tijd, is een belangrijk kenmerk voor de christelijke gemeente. Deze verwachting heeft invloed op hoe de gemeente de tijd beleeft. Voor één van mijn persoonlijke inspiratoren ds K.H. Miskotte (1894-1976) is de viering van de zondag bepalend voor de tijdsbeleving.
Hij schrijft in zijn boek Kennis en bevinding uit 1969 o.a. deze woorden: “De gemeente van Christus heeft op aarde geen offer en geen tempel, maar nog steeds een dag, een aparte dag, die zij viert als Israël de sabbath, als ‘de dag des Heren’”. En: “Deze dag is wezenlijker voor ons dan onze geboorte- en sterfdag.” Ook: “De zondag drukt het Evangelie uit als boodschap van de volheid des tijds; hij ziet terug naar de oertijd, hij ziet vooruit naar de eindtijd.”
Uit die verwachting wordt uiteindelijk een nieuwe hemel en een nieuwe aarde geboren.
> 6. Omtrent geloof: Ben ik wat ik heet?
Christen te heten, ach, dat is nog wel op te brengen. Je wordt niet met veel respect behandeld in onze maatschappij, maar uitgescholden word je ook niet. Maar leef je nu echt volgens de normen en vormen van Jezus? Dat valt nog maar te bezien… Jezus kende eigenlijk maar twee normen: God liefhebben, met heel je ziel. En je naaste liefhebben. Wie zo leeft, in liefde voor God en de naaste, die is gevormd naar het beeld van onze Schepper, gemodelleerd volgens de normen van het koninkrijk van God.
Ben je ook werkelijk wat je heet? Dat is de vraag.
Voor je het weet zijn die twee niet in overeenstemming met elkaar: je naam en je leven.
De bekende vorst Alexander de Grote kreeg eens te maken met een soldaat die zich misdroeg.
De jongen wordt voor hem geleid en moest zeggen hoe hij heette: “Alexander, majesteit.”
De koning keek hem bars aan en sprak: “Jongeman, het is één van tweeën: of je verandert je naam of je verandert je leven!”
Het is niet van belang of je Kleermaker heet, maar of je een kleermaker bent.
Iemand die zijn naaste kleden wil.
Het is niet van belang of je Kastelijn heet, maar of je kastelein bent.
Iemand die zijn naaste te drinken geeft.
Het is niet van belang of je christen heet, maar of je christen bént.
Iemand die God liefheeft, en zijn naaste als zichzelf.
Misschien kan het geen kwaad eens een uurtje na te denken over die ene vraag: ben ik werkelijk wat ik heet te zijn?
(uit: A.F. Troost, Lachen in de regen, Zoetermeer 2011, p.153-154)
opgenomen in kerkblad “Klankbord” PKN-gemeente Barendrecht juni 2012
> 5. Omtrent geloof: God maakt wakker
In zijn bekende novelle Oscar et la dame rose (Oscar en oma Rozerood, 2007; oorspronkelijk verschenen in 2002), verkent de Franse filosoof en schrijver Eric-Immanuel Schmitt het probleem van het lijden van een tienjarige jongen die een vroegtijdige dood zal sterven. Zijn niet-gelovige ouders durven hem nog nauwelijks te bezoeken, maar een oude dame in roze jurk – het uniform van vrouwen die zieke kinderen gezelschap houden – bezoekt hem regelmatig en raadt hem aan brieven te schrijven aan God. De dame doet alsof zij ooit een beroemde worstelaar is geweest, de ‘Wurgster van het Westen’. Dat geeft haar heel wat krediet bij Oscar, maar toch reageert hij eerst afwerend:
‘En waarom zou ik God schrijven?’
‘Omdat je je dan minder alleen zou voelen.’
‘Minder alleen met iemand die niet bestaat?’
‘Zorg dan dat hij wel bestaat.’
Ze boog zich naar hem toe: ‘Elke keer dat je in hem gelooft, zal hij een beetje meer gaan bestaan. Als je maar lang genoeg volhoudt, zal hij helemaal bestaan. En dan zal hij je helpen.’
Elke dag van zijn laatste paar dagen schrijft Oscar een brief aan God en vertelt wat hij beleefd heeft. Door met God te praten in zijn brieven, begint Oscar te beseffen dat iedere dag, zelfs zijn laatste, het waard is geleefd te worden. Als hij overleden is, schrijft Oma Rozerood een brief aan God waarin zij hem bedankt voor de uren die zij met Osacr heeft doorgebracht. Zij zegt: ‘Hij heeft mij geholpen in jou te geloven.’ en eindigt met een P.S.:
‘De laatste drie dagen had Oscar een bordje op zijn nachtkastje gezet. Ik geloof dat het voor jou was.
Hij had erop geschreven: ‘Alleen God mag mij wakker maken.’’
(uit: M. Korpel e.a., De Zwijgende God, Vught 2011, p. 31)
> 4. Omtrent geloof: de Gekruisigde niet verdringen
We moeten constateren dat we ver verwijderd zijn geraakt van de geloofsbeleving van de christenen in de Vroege Kerk. In de benarde omstandigheden wisten zij zich heel dicht bij de Gekruisigde. Zij voelden zijn wonden in hun eigen wonden, ja, ze konden zich daar zelfs in verheugen, vanwege die gemeenschap met Christus. Kruis en opstanding waren voor hen geen theoretische begrippen, maar ze waren onlosmakelijk verbonden met een levende Persoon die zij volgden.
Daar kunnen wij van leren.
Door ons te identificeren met de Gekruisigde, de Verworpene en Verlatene, de Eenzame aan het kruis, zullen we ook de kracht van zijn kruis ervaren.
Zolang we menen dat we onszelf wel kunnen helpen, zal dat geheim ons onbekend blijven. Alle plannen die we maken om er weer boven op te komen zonder dat we de ervaring kennen door de afsterving heen te gaan, zijn gedoemd te mislukken. Hoe zouden we ook met een grote boog om de Gekruisigde heen lopen? Dan spreken we wel over Hem, maar durven niet de mystieke weg in te slaan van de gemeenschap aan zijn lijden, om zo aan zijn opstanding gelijkvormig te worden. De gemeenschap aan zijn lijden schuwen wij. Waar we geconfronteerd worden met dat lijden, in de kerken die afgebroken worden, in onze kindeen die afhaken, proberen we onze tranen snel te drogen en een plan voorwaarts te maken, in plaats van dat we ons laten troosten met de wonden van Christus.
(uit: W. Dekker, Marginaal en missionair. Kleine theologie voor de krimpende kerk, Zoetermeer 2011, p.35)
>3. Parabel van duif en koolmees
De mees zei tegen de duif: ”Ik zat op een tak van een dennenboom toen het begon te sneeuwen.. niet erg zoals in een storm.. maar zachtjes, zonder geluid, zonder gewicht. Uit tijdverdrijf begon ik de sneeuwvlokken te tellen, één voor één.. langzaam verdwenen de groene naalden onder een witte vacht. Op een gegeven moment telde ik de 3.741.952e vlok die vlak voor mij op de tak neerdwarrelde. Maar toen de 3.741.953e neerdwarrelde , minder dan niets, brak de tak af.”
De duif, sinds de dagen van Noach specialist in moeilijke onderwerpen, zei bij zichzelf: “Misschien ontbreekt er nog maar één gebed van één mens om het koninkrijk Gods in deze wereld te laten komen”.
(bron: via Facebook gevonden; bron verder onbekend voor mij)
> 2. Bidden of praten
Als er voor predikanten net zo veel gebeden zou worden als doorgaans over hen gepraat wordt, zal hun werkdruk aanzienlijk afnemen (prof. H.J. Selderhuis)
Er wordt in een gemiddelde gemeente veel gepraat over een dominee. Bij de koffietafel of op een verjaardagsfeestje, tijdens een praatje in de supermarkt, na de eredienst. Dat kan positief zijn: dat krijgt al snel een plek in de ziel en is als een voedingsbodem voor nieuwe uitdagingen en ruimte voor humor en vooruitgang. Negatieve uitlatingen over een herder en leraar leven vaak langer en vreten veel weg aan energie, aandacht, liefde en zorgzaamheid. Praat het uit, onder vier ogen. Ontdek in elkaar dat er verschillen kunnen zijn én dat er gezamenlijk gewandeld wordt op een zelfde Weg; een weg die rust op Gods geduld en vergeving; een weg met een gezamenlijk gedeeld doel.
Zonder dwarsliggers geen spoor, toch?
> 1. Omtrent geloof: ’t Staat in de sterren?
In mijn preek van 8 januari j.l. heb ik tijdens de kerkdienst waar we afscheid hebben genomen van ambtsdragers en nieuwe hebben kunnen bevestigen, gesproken over de wijzen uit het Oosten die de pasgeboren Jezus een bezoek brengen. In grote lijnen gezegd, hadden deze wijzen, of magiërs, grote kennis van de stand van de sterren. In de sterren, de sproeten van de maangodin, de diamanten tekenen van de overmacht (mooi beeldgebruik van Willem Barnard), was te lezen hoe het leven van iemand zou verlopen en zou eindigen.
Een dubbeltje werd nooit een kwartje, als dat niet in de sterren beschreven stond. Deze magiërs hadden door hun kennis macht en aanzien. Nu zien zij een Ster aan het firmament die zij in verbinding brengen met de geboorte van Jezus, de Koning van de Joden (Matteüs 2, vers 2). Een rijzende Ster die reist, gaan zij achterna.
In mijn preek had ik nog een kort verhaal willen lezen, maar in verband met de tijd niet gedaan. Daarom plaats ik het verhaal graag in het kerkblad van PKN gemeente Barendrecht en op mijn blog:
In het oude Babylonië was sterrenwichelarij (astrologie) een geliefde bezigheid. Op een dag discussieerden een astroloog en een rabbijn met elkaar. Natuurlijk hadden ze het over de vraag in hoeverre sterren het lot bepalen.
‘Kijk’, zei de astroloog, ‘zie je die twee mensen daar het bos ingaan om hout te hakken? Ik heb in de sterren gezien dat ze vandaag zullen sterven.’
‘We zullen zien’, zei de rabbijn.
Op het einde van de dag zag de astroloog tot zijn verbazing dat de twee weer uit het bos terugkeerden, met een grote bos hout op hun rug. Hij begreep er niets van.
‘Vertel eens wat er vandaag allemaal gebeurd is’, zei hij.
‘Niets bijzonders’, antwoordden de houthakkers. ‘We hebben hout gehakt, gegeten en gedronken.’
‘Verder niets?’, drong hij aan.
‘Nu je het zegt, er kwam een arme langs en toen we de zegen hadden uitgesproken hebben we hem ook een stuk brood gegeven.’
Waarop de rabbijn sprak: ‘Maak die bundel hout eens los’.
Dat deden ze en tot hun verbazing viel er een slang uit, dood en in twee stukken!
Waarop de rabbijn de Thora citeerde: ‘Liefdadigheid bevrijdt van de dood’ (Spreuken 10, vers 2)
(geciteerd uit: R. Burggraeve etc, Van madonna tot Madonna, Leuven, 2002 (2e druk), p.63)
Ontdek meer van [ iBelieve ]
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.