Verslag 3e bijeenkomst december 2011 – 1 Tessalonicenzen (deel 3) & kosmologie
Voor de derde keer openen we de bijbel met het lezen uit 1 Tessalonicenzen: 4, vers 9 t/m 18. In dit gedeelte komen we een aantal thematieken tegen dat de brief stempelt: dankbaarheid en hoop, de concrete vraag die leeft in de toenmalige christelijke gemeente: “Waar zíjn onze doden”. We merken trouwens weer hoe energiek en begeesterd het evangelie van Jezus Christus heeft gebracht in deze contreien van Tessolonica. Een vurig mens die aan gemeente-opbouw deed: in je eentje geloven is voor Paulus onbestaanbaar. Je maakt als gelovige deel uit van een lichaam, een huis, een gebouw met als fundament Jezus Christus. Als mens en als gemeente ben je “in Christus”. De gemeente en haar leden dienen doordesemd/doortrokken te zijn van Christus’ werk door zijn dood en opstanding. Verder zei Paulus dat Jezus Christus nog terug zou keren in deze generatie. We zien in 1 Tess.2,19 dat “wij voor Jezus, onze Heer, staan bij zijn komst” – ieder moment kon die komst gebeuren. Dat vurige verlangen werd gedeeld door de joodse christenen, de tot het christendom bekeerde Griekse en Romeinse smaldeel van Tessalonica.
De Tessalonicenzen hebben Paulus voor een korte tijd in hun midden gehad (zie ook Handelingen 17). Paulus wilde verder reizen en hem komt ter ore dat er grotere en kleinere problemen ontstaan. De ene was blijkbaar wat meer begeesterd dan de ander. De een vond er eer in om zich schatten te verzamelen, zie een impliciete verwijzing naar die “hebzucht”, 1 Tess.2,5; blijkbaar speelt de zorg van geldelijk gewin een vraagstuk. Weer een ander wilde juist nadrukkelijk een mede-gemeentelid iets opleggen, terwijl Paulus het beeld van de tederheid gebruikt van de voedster die haar kinderen koestert (1 Tess.2,7).
Het grootste probleem is eigenlijk dat de christelijke gemeente in Tessalonica Paulus heel erg missen. Naast zorgen in de gemeente, was er tegenstand vanuit andere hoeken in de woonplaats. Paulus had wel raad geweten om die tegenstand te verdragen of zich er tegen verdedigen. Paulus bouwt een coping mechanisme in: hij leert de gemeente om te gaan met de zorg van Paulus’ afwezigheid, het uitkijken en verwachting van Jezus’ terugkomst nog tijdens deze generatie. In de tussentijd heeft die gemeente, en wij ook hier in Barendrecht, de “overweldigende kracht van de heilige Geest” (1 Tess.1,5) én “het woord van God dat ook werkzaam is in u, die gelooft” (1 Tess.2,13)
In deze brief komt de beroemde drieheid naarvoren: geloof, hoop en liefde (1 Tess.1,3). Ook was er in de gemeente discussie over waar de doden naar toe gaan (1 Tess.4,13vv), Want er waren zorgen rondom de parousia, de wederkomst van Jezus. Paulus probeert de gemeenteleden te overtuigen dat de belofte van Jezus’ terugkomst zal worden waargemaakt.
Het leiderschap in de gemeente behoeft enige correctie, zie 1 Tess.5,12-13.
Indeling van de brief: 1 Tess.1-3 is TERUGBLIK in het raam van de dankbaarheid, omgeven door Gods Werk; intensivering van het christen-zijn, gericht op Gods Toekomst; de liefde is beginsel van alles, 1 Tess. 4,9; de Heilige Geest brengt mensen tot geloof, 1 Tess.1,4 // Hand.10,44.
1 Tess. 4-5 is AANSPORING. Rode draad: geloof vereist standvastigheid, zie bijv. 1 Tess.4,1.
De apostelen zijn vertegenwoordigers van de Afwezige, zij maken de Heer present In de eerste 12 verzen blikt Paulus terug om het het heden, het nu energie te geven. Bijvoorbeeld: vanuit ee sterke liefde, 1 Tess.2,8-9, hebben de apostelen veel gedaan in Tessalonica.
GROEPSVRAAG: hoe geef jij energie aan je eigen geloof? Hoe voed je je geloofsvertrouwen? Hoe voorkom je dat je geloof uitgeblust raakt?
Vanaf vs. 13 in 1 Tess.2 pakt Paulus de draad van de dankbaarheid op: er is veel tegenstand, onderdrukking, verwerping in Tessalonica. Toch houdt de gemeente vol pas-bekeerden stand. Opvallend is wel dat alles wordt verteld vanuit het perspectief van Paulus, van de gemeenteleden zelf horen we eigenlijk niets. Dat brengt ons bij de
GROEPSVRAAG: wat kan 2000 jaar christendom ons leren om gemeente te zijn anno 2011? Wat is nog steeds zichbaar in onze gemeente uit die grote, brede, veelkleurige geschiedenis? Wat hebben we als gemeente losgelaten? Nog steeds bestaat het christendom, groeit het in andere delen van de wereld, hebben we hier in Nederland te maken met veranderingen, zorgen in de gemeente.
Tweede belangrijke thema deze morgenbijeenkomst: de wederkomst van Jezus Christus en de troost die daarmee gepaard gaat. We hebben een aantal verzen uit 1 Tess.4 gelezen, te weten vers 13-18. Apocalyptische beelden wisselen elkaar af. Eschatologische vereniging van Christus met de gelovige. Zoals het Christus is vergaan, zo zal het ook de gelovige gebeuren die in Christus is. Belangrijk om hier in de gaten te houden dat hij met ‘christelijke’ ogen kijkt naar de concrete vraag van Tessalonicenzen: “Waar zijn onze doden?” De joden wisten dat de zielen naar de eeuwige rust van het she’ol zouden gaan. De Grieken en Romeinen kennen geen leven na de dood, in die zin dat de zielen voortleven dichtbij Zeus c.q. Jupiter. Paulus is ervan overtuigd dat de zielen bij God horen en van God zijn als jood. Tegelijk geloofde hij dat Jezus nu al terug zal komen en zowel de doden als de levenden tot zich zal roepen.
Paulus zegt iets over mensen “die zonder hoop zijn” (1 Tess.4,13b) – dat zijn mensen die buiten de gemeente staan, in het algemeen de Griekse Romein of Romeinse Griek. Op menig grafsteen stonden de woorden “qoud tu es, ego fui, quod ego sum, tu fueris” = wat jij bent, ben ik geweest, wat ik ben, zul jij zijn. De ‘hoop’ in de Tessalonicenzen-brief staat altijd in het teken van de eschatologie: 1,3; 2,19; 4,13 en 5,8. De ontslapenen hebben voorrang op de levenden als Christus terugkomt. In Gods ogen is een mensenleven een voorgoed begonnen begin, een oogst van levens. Het gaat hier om gered te worden van de dood, niet over het leven na de dood. In 1 Tess.5, 9-11 wordt gesproken over gered worden door “onze Heer Jezus Christus”, of we nu op aarde zijn of reeds gestorven, we zullen samen met Hem leven. “Dus troost elkaar”.
We ervaren bij het lezen van deze tekst uit 1 Tess.4,13-18 moeite met de beelden van Paulus. Daarom goed om te kijken naar het toenmalige wereldbeeld van Paulus.
We maken een nieuwe stap: naast het godsbeeld, jezusbeeld en mensbeeld van Paulus, zijn wereldbeeld. We lezen Galaten 4, vers 1 t/m 11.
Waar zegt Paulus, die goed was onderlegd in de Grieks-Romeinse filosofie van die tijd, iets over de wereld waarin hij leeft?
“We zijn onderworpen aan de machten van de wereld” (vs.3b) – letterlijk lezen we: “onderworpen aan de elementen van de kosmos.” Oudere vertaling heeft: “eerste beginselen der wereld” of “wereldgeesten” of “ leerbeginselen der wereld”. De vier elementen in die tijd: water, vuur, lucht, aarde. Wij kennen tegenwoordig 117 elementen volgens de scheikunde (periodiek systeem der elementen), maar toen waren het 4 stuks.
Paulus was goed thuis in het denken van Empedocles, 5e vC. Zowel de kosmos als het menselijk lichaam was opgebouwd uit de vier elementen: vuur=warmte; lucht=adem; lichaam/stof=aarde; water=vocht in het lichaam, het overtollige werd afgevoerd. Deze 4 elementen zijn geen statische geheel. Door een bepaalde destructieve kracht die zich mengt met deze elementen, kunnen deze 4 elkaar vinden en uit elkaar worden gehaald, daarmee werd toen geboorte en dood mee verbonden. Niet alleen de Grieken, ook de joden in de 1e eeuw dachten dat de mens het resultaat is van een samenvloeien/-gaan van de elementen. De afbreekbare mens is gebouwd uit en leeft in de elementen.
De uitdrukking “in zijn element zijn” heeft deze oude wortels: er is een duidelijke verbonden en balans in de elementen buiten en binnen de mens.
Reeds in de 2e eeuw vC doet deze filosofie opgang, ook bij de joden zelf. Zie bijvoorbeeld 2 Makkabeeën 7, 22-23, een deutero-canoniek boek. Een moeder van 7 kinderen in de tijd van Antiochus VI, de Griekse onderdrukking in Israël en de opstand van de Makkabeeën. Zie voor deze verzen: http://goo.gl/T8CAE (www.biblija.net)
Met het noemen van de elementen van de kosmos, laat Paulus merken dat hij zijn ogen niet in de zak had. Hij maakt nog een verbinding in Galaten 4,8-9 naar de goden aan wie wij onderworpen waren, voordat God bekend was. Grieken en Romeinen zagen de 4 elementen als goden/goddelijke machten: aarde = Demeter (Moeder Aarde) of Kore (dochter van Demeter) of Pluto (de man van Kore, koning van de onderwereld); het water = Poseidon (god van de zee) en lucht = Hera, vuur = Hefaistos. Voor Paulus zijn de elementen geen goden, maar horend tot de gewone natuur.
De joodse filosoof Philo van Alexandrië, tijdgenoot van Paulus, was de mening toegedaan dat alle mensen gelijk zijn, want allemaal bestaan we uit de 4 elementen. Als je elkaar geweld aan doet, dan vallen de elementen uiteen en is er geen leven mogelijk. Daarbij: als mens ‘leen’ je van de elementen, je moet het allemaal een keer teruggeven. Als mens ben je debiteur van de kosmos. Alles wordt onder het hemelgewelf bijeengehouden. Niet alles zal verloren gaan. De ziel zal weer terug gaan naar God. Er is een innige verbondenheid tussen de mens en de wereld om hem heen, wegens de verwantschap in de vier elementen. Saamhorigheid.
Tegelijk kon dit systeem beperkend/besloten en vernauwend werken, aldus Paulus. Vandaar zijn woordgebruik “onderworpen zijn”. Niet verbonden zijn, maar onderworpen. Belangrijk om dat voor ogen te houden.
Er is een parallel te maken met ons DNA. Hoe meer we weten van het DNA, hoe meer we zien dat genetisch veel bepaald is in de genen. Botontkalking, hart-problemen, haar-uitval, heel oud worden, intelligentie, etc. Allemaal factoren die je tot de mens maken die je nu bent. Je kunt niet alles veranderen, bepaalde zaken staan gewoonweg vast.
De volgende keer, in januari 2011, gaan we verder met deze materie in de brief aan de Galaten en zoeken we uit welke verbinding is te leggen tussen de kosmische orde en religieuze ordening als rituelen en de wet.
ds RJvA, december 2011
Ontdek meer van [ iBelieve ]
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Beste klasegenoten van Meester van Amstel.
Vanuit een zonnig Nieuw Zeeland een hartelijke groet aan onze mede-Paulusstudenten. Afgelopen zondag was het hier in Marton avondmaal. Het was identiek aan de bethelkerk. In de dienst werd voor de broeders en zusters in Barendrecht en de Bethel gebeden. Dat deed goed! Wij zijn te volgen op http://www.hansenmarjoan.waarbenjij.nu