“Je gaat naar de hel”
Okay, geloven in God, dat doe ik. Atheïsme is niks voor mij. Althans, ik ben wel content dát het er is. Zou het atheïsme een uitvinding kunnen zijn van God, dat Hij de atheïst heeft geschapen? Alsof Hij wrijving wil geven om te kunnen glanzen.
Op dit moment is zo’n 25% van de Nederlanders atheïst. Ik ken ze in diverse netwerken. De meesten willen niet erover praten: de passieve atheïst. De rabiate atheïst is wel hoorbaar en vaak niet benaderbaar. Ach, hoe het ook zij: atheïsme houdt mij dus alert bij de vraag waarom ik geloof in God. Als ik spreek over God, Wie bedoel ik dan, wat betekent dat in concreto etc. Het gesprek tussen godgelovigen en godloochenaars dient ten allen tijde plaats te vinden.
Alleen, er zijn voorbeelden te over hoe het naar mijn mening niet zou moeten. Een recent voorbeeld vind ik van de week op het YouTube-kanaal van PownedTV. Er is een reportage te zien gemaakt tijdens een christelijke huishoudbeurs. Natuurlijk, het is makkelijk scoren door een omroep om cliché-bevestigende beelden van ‘de’ christen te laten zien. Daar is wat tegenin te brengen. Toch vind ik dat een christen, hoe behoudend, rechtzinnig of vrijzinnig ook, een niet-gelovige met respect dient te bejegenen (andersom trouwens ook), zeker als er belangstelling bestaat voor het christelijk geloof en het waarom.
Hieronder een fragment uit de reportage:
De verslaggeefster, openlijk atheïste, stelt een vraag aan een meneer die namens de politieke partij “Jezus leeft” informatie geeft. Deze meneer zegt: “Wij willen alleen maar verkondigen dat de mensen voor Jezus moeten gaan.”
De vraagsteller: “Als ik er niet in geloof, betekent dat dan dat ik niet naar de hemel ga?”
De meneer knikt en zegt: “Ja”, waarbij hij door een andere meneer wordt onderbroken die zegt: “Dan ga je naar de hel.” De meneer met het rode vest wankelt weer terug en kijkt haast triomfantelijk.
De Powned-medewerker zegt: “Sorry?!”
De rode vest-meneer bevestigt dan gewoon weer met een snelle oogwisseling met de camera, zonder blikken of blozen tegen haar: “Dan ga je naar de hel!” En, voor de derde keer (!): “Als je niet in Jezus gelooft, dan ga je naar de hel. Een tussenweg is er niet. En dat moet die meneer ook zeggen.”
Ik was verbluft, toen ik dit fragment voorbij zag komen tijdens een televisie-uitzending van #pauwenjinek “De verkiezingen” (dinsdag 27 februari 2017). Hoe is het mogelijk dat zo’n vent op de troon van God gaat zitten en hardop bepaalt dat deze jongedame naar de hel gaat, omdat zij niet gelooft. Dit werkt dus absoluut niet. Dit is alleen maar vuur op de olie van religie-bashers.
In mijn ogen reageert deze man-in-rood-vest niet als christen, in ieder geval niet met de barmhartigheid en liefde die Jezus Christus wél toonde naar de medemens. Ik schaam me hiervoor, dat een christen als deze man zo de ander klemzet door met de hel te dreigen.
Meet & Greet tussen een atheïst en een christen
Goed, ik blijf zoeken naar verdiepende debatten tussen atheïsten en christenen. Zoals ik schreef in blogdeel 1, zijn er vele websites te vinden waar over en weer gediscussieerd tussen atheïsten en Godgelovigen. Veelal tekst, van argumenten, agressieve toonzetting over en weer. Kijk maar eens onder de comments van bovenstaand filmpje: altijd gaat over religekkies, het ontstaan van het universum, de islam, de achterlijkheid, het grote geloof in wetenschap. Algauw krijg ik gaapneigingen.
Tussen het kaf is zeker koren te vinden. Zoals op het YouTube-kanaal “Geloofstoerusting”[1] Daar is een driedelige serie van filmpjes te zien over het thema “Bestaat er een god?” waar aartstotaalatheïst, filosoof en jurist prof.dr.mr. Herman Philipse[2] en wiskundige en christen-filosoof dr.ir. Emanuel Rutten[3] met elkaar in gesprek gaan.[4]
Herman Philipse – “blablabla god”
Philipse staat in Nederland bekend als rabiaat-atheïst, een Nederlandse versie van de andere en onvermoeibare atheïst Richard Dawkins. Doortastend weet hij zijn standpunten uit te dragen. Hij maakt van godloochening een sport. Zo ook hier in dit debat. Ik zou zeggen, kijk eerst naar het filmpje:
Een paar pennenstreken naar aanleiding van wat Philipse zegt. Hij maakt eerst een paar inleidende opmerkingen waarmee hij een aalgladde beschermingswal maakt voor zichzelf. Dat vind ik typerend voor hem. Hij stemt zijn argumentatie altijd af op wat de mede-debater te berde brengt. Ik vind dat van een bepaalde zwakheid getuigen. Zo blijkt na de lezing dat Philipse geen echt steekhoudend argument heeft, althans zoals ik dat heb gehoord.
Polytheïsme, Amenhotep en monotheïsme
Hij begint met een poging tot het definiëren van god/-en. Uiteindelijk maakt Philipse toch een keuze. Ondanks zijn grote voorbehoud eraan voorafgaande, vind ik het mager wat hij zegt, gezien de decennia dat hij bezig is met het atheïsme:
“goden zijn bovenaardse wezens wat dat dan ook mag betekenen.”
Zijn tweede punt is, dat de meesten van ons zijn gefixeerd op het monotheïsme. Een dergelijk theïsme staat voor geloof in één god. Andere goden zijn er niet of worden ontkend. Dat is een cultureel vooroordeel van de westerling. Want in India zijn er mensen die geloven in 60.000 of zelfs in 330.000.000 goden. Dus het monotheïsme is echt niet het enige dat verkrijgbaar is.
Zijn derde punt: hij legt uit dat alle oudste, tot aan een paar millennia terug, godsdiensten polytheïstisch van aard waren. Sinds de Egyptische koning Amenhotep IV, 2e millennium voor Christus, is het monotheïsme opgeklommen. Philipse legt kort uit hoe polytheïstische godsdiensten zijn ontstaan: de vroegste mens ‘had’ het zogenoemde HADD[5]. Het ritselen van een blad kan te maken hebben met een tijger die op de loer ligt. Of met de wind die waait. Liever overgevoelig dan ‘ondergevoelig’ reageert de vroege mens. Uiteindelijk zou de mens ontdekken dat allerlei zaken en dingen en gebeurtenissen door een bepaalde kracht/macht worden doordesemd. Hogere machten waren ‘geboren’. Het polytheïsme was een feit.
Hume en Freud
Met de filosoof David Hume vindt Philipse een verklaring hoe het polytheïsme tot monotheïsme kon ontstaan.[6] In het zeer grijze verleden waren er rivaliserende polytheïstische volkeren. Deze projecteerden van alles op hun goden. Tot dé limiet is bereikt, want ja, het arsenaal aan goden was blijkbaar op. Uiteindelijk is er één god is die alwetend, almachtig et cetera is. Die ene god herbergt alle eigenschappen en kundes van andere goden. Die ene god werd tot garantie van het voortbestaan van het volk. Het geloof in één god komt voort uit groepscompetitie, zo concludeert Philipse.
Sigmund Freud beweert dat jodendom en het daaruit voortkomende christendom en weer later de islam, deze vorm van monotheïsme hebben ‘overgenomen’. Ik heb dat boek van Freud niet gelezen. Wel weet ik, dat het Israëlitische volk een paar eeuwen als slaven hebben geleefd in Egypte tot het moment dat Mozes het volk uit Egypte leidt naar het Beloofde Land, 12e/11e eeuw voor Christus. Ik kan me goed indenken, dat Israëlieten van dit Egyptisch monotheïsme kennis hebben gehad.
Retorisch trucje
Verderop in zijn lezing haalt Philipse een retorisch trucje uit om zijn punt van een verborgen (verbergende) god duidelijk te maken. Hij leent toevalligerwijs woorden en beelden uit het christendom: stel, dat je gelooft in een algoede, almachtige en alwetende godheid, dat deze godheid een goede vader is voor de mensen. Van Philipse “moet” diegene verklaren waarom die godheid zich honderdduizenden jaren zich verborgen heeft gehouden:
“Zou een goede vader dat doen? Natuurlijk niet. Een goede vader onthult zichzelf aan zijn baby’tje, bij de geboorte van het baby’tje. Hij zal zichzelf nooit verborgen hebben gehouden gedurende honderdduizenden jaren”, zo zegt Philipse.
Grappig dat Philipse wel beelden gebruikt uit het christelijk geloof. Want in geen enkele andere grote(re) religie wordt God aangesproken als de goede Vader. Hoe het ook zij, hij wil heel graag dat jij en ik natuurlijk “nee” antwoorden op zijn retorische vraag.
Hij laat monotheïstische mensen tijdens zijn speech hun vinger opsteken. Bedoeld of niet, ze krijgen expliciet te horen van Philipse dat ze andere goden per definitie ontkennen, omdat ze geloven in één god. Als extra krijgen ze de sneer dat zij geloven in die éne “oneindig perfecte blablabla” god. Philipse zegt dat geloof in überhaupt een god irrationeel is. Gelovigen hebben dus in de ogen van Philipse sowieso een lagere plek in cerebrale rangorde. Is dat een goede basis voor een gesprek?
Ik merk dat ik me irriteer bij dergelijke atheïsten als Philipse. Uiteindelijk komt de hypersensitieve aap uit de atheïstische mouw van Philipse: hij is niet bereid mij als gelovige, als theïst serieus te nemen. Daarom ben ik extra benieuwd hoe Rutten na het retorische spervuur van Philipse reageert.
Emmanuel Rutten – genuanceerd kijken en redeneren
Rutten is zoveel meer genuanceerder dan Philipse, als je het onderstaande filmpje bekijkt.
Een paar dingen n.av. het verhaal van Rutten. Hij gaat uit van argumenten en niet zozeer van bewijzen. Hij geeft als definitie van god:
“een zelfbewust wezen dat geldt als eerste oorzaak van de werkelijkheid.”
Het unieke wezen is zelf onveroorzaakt en is de oorzaak van alle andere dingen. Rutten hoeft dus niet te gaan kiezen tussen de tienduizenden en/of miljoenen goden zoals die bekend zijn in onze wereld.
Drie argumenten
Dit wezen kan oorzaak zijn van materie, van informatie (ideeën) en van geest (bewustzijn, consciousness / mind). Tijdens zijn lezing geeft hij een drietal argumenten:
1e Argument: het kosmologisch argument. Dit bestaat, aldus Rutten, uit twee premissen (vooronderstellingen) en een conclusie. De eerste premisse is: alles wat begint te bestaan heeft een oorzaak van ontstaan. Ex nihilo nihil fit: uit niets kan niets ontstaan. Tweede premisse: het universum is begonnen te ontstaan. Conclusie: het universum is begonnen te ontstaan en daar moet een beginoorzaak noodzakelijk zijn. Het allereerste begin staat buiten de tijd en buiten de ruimte en bestaat niet uit materie. De grond van de werkelijkheid is een bewustzijn, een geest, God.
2e Argument: het finetuning-argument. De natuurkunde en de andere wetenschappen die zich met de kosmos bezighouden, beschrijven de kosmos met getallen en mathematische vergelijkingen en modellen. In deze beschrijvingen zijn bepaalde vaststaande getallen nodig die door meting zijn verkregen. Denk aan natuurconstanten als kernkracht en elektromagnetisme en zwaartekracht. Als je deze natuurconstanten ietwat zou wijzigen in de mathematische modellen, dan zou de kosmos (het universum) niet eens kunnen bestaan of is er geeneens leven mogelijk of is er zoveel instabiliteit.
Natuurlijk kun je zeggen dat die getallen toeval zijn. Of dat die getallen noodzakelijk zijn. Of dat er wel miljarden universa bestaan met ieder hun eigen getalletjes.[7] Rutten kiest voor een redelijk argument: de natuurconstanten, de getalletjes in de fysica, zijn gewild, “opdat er leven zou zijn”. Er is een wilsakte van een bewustzijn die deze getalletjes zou willen.[8]
3e Argument: modaal-epistemisch argument. Ook hier geeft Rutten twee premissen en een conclusie. Premisse 1: als iets mogelijk waar is, dan is het kenbaar. Premisse 2: het is onmogelijk niet te weten, dat god niet bestaat. Alle kenbronnen falen daarin. Je kunt niet weten dat god niet bestaat. Daaruit kun je de conclusie trekken, dat God bestaat. Zou je zeggen dat God niet bestaat, dan zou dat mogelijk zijn en daarom kenbaar moeten zijn. Maar dat is niet kenbaar. Dus God moet bestaan.
Ik vind het mooi hoe Rutten door middel van goede argumentaties en denkstappen zijn idee van het bestaan van g/God weet te beargumenteren. Voor zijn kosmologisch argument waar de grond van de werkelijkheid een bewustzijn, geest, God ism heb ik zeker voorkeur.
Werkelijk wonderlijk
Rutten leert mij dit: waar het gaat om geloof in God kun je het beste beginnen met argumenten in plaats van bewijzen. Want je kunt wel/niet bewijzen dat God wel/niet bestaat. Door middel van argumenten kun je wel stappen naar God zetten. Alles wat ik in de wereld zie, ruik, aanraak, voel en hoor: dat alles kan ik als een feit zien. Waar het gaat om diepgang en zien achter de feiten, het mysterie, het geheim van het leven, daarvoor levert het geloof in God mij taal en kennis. Een mooi citaat lees ik in het boek Das Buch der Symbole van Rainer Oberthür: “Aus dem Wirklichen erwächst das Erstaunliche”. Ofwel:
Uit het werkelijke groeit het wonderlijke
Het wonderlijke, dat wat van God is, kost tijd, aandacht en geduld. In God geloven is voor mij geen instantproces of, zoals sommige atheïsten graag zouden willen, instant-bewijs van God willen zien. Zoals die meneer in het rode vest in het Powned-filmpje zowel het feitelijke als het wonderlijke teniet doet door de ander direct te veroordelen of zoals Philipse godgelovigen eigenlijk niet serieus neemt, is Rutten voor mij een verademing.
Maar waarom vind ik het nou belangrijk om in God te geloven, dat Hij er is, dat Hij nadrukkelijk aanwezig wil zijn in mijn leven?
Robert-Jan van Amstel, 3 maart 2017
Dit is deel 2 van een driedelige blogserie “Bestaat God?” geschreven tijdens een week studieverlof (Permanente Educatie)
Deel 1 lezen? Klik hier.
Deel 3 is op dit moment in de maak.
P.s. Het debat tussen de twee hooggeleerden en de aanwezige belangstellenden, het derde filmpje, duurt ruim 70 minuten. Het steekgevecht tussen Rutten en Philipse waar laatstgenoemde vooral afhankelijk is van de input van anderen, daar hijzelf weinig echte argumenten geeft, is soms vermoeiend en gewoonweg een lauwe douche.
Hier kun je kijken naar het debat tussen Rutten en Philipse:
Voetnoten:
[1] Zie: https://www.youtube.com/channel/UChHEYlQmGauE1aiU5Rmea0Q; of gebruik de zoekfunctie van YouTube: Geloofstoerusting.nl
[2] Zie voor zijn lezing: https://www.youtube.com/watch?v=b9hZT13_-Ks
[3] Zie voor zijn lezing: https://www.youtube.com/watch?v=I1ATZRREXm8
[4] Zie voor het debat tussen Philipse en Rutten: https://www.youtube.com/watch?v=qMAcV9zQVDw
[5] Deze afkorting staat voor HADD = hypersensitive agency-detecting device. Wat parafraserend vertaald door mij: zeer-gevoelig onderdeel van het menselijk systeem om dingen te ervaren die uit zichzelf kunnen handelen.
[6] Zie ook Stefan Paas en Rik Peels, God bewijzen. Argumenten voor en tegen geloven, Amsterdam 2013, p.173-174
[7] In Paas/Peels, God bewijzen, p.315 lees ik dat er zo’n 10500 universa zouden kunnen zijn, dus een 10 met 500 nullen erachter.
[8] Zie ook Paas/Peels, God bewijzen, p.310-311. Zij verwijzen naar twee punten wat betreft finetuning: constanten in de natuurwetten en de begincondities van het universum waardoor leven mogelijk was.
Ontdek meer van [ iBelieve ]
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
2 gedachten over “Bestaat God? (deel 2) – Blablabla vs nuance”
Reacties zijn gesloten.