
Als predikant ben ik nu vier jaar werkzaam in Amsterdam en in het dorp Zunderdorp ten noorden van de big city. In dit deel van Gods Wijngaard woekert de ontkerkelijking flink door. De gelijkenis van Jezus Christus over de zaaier (Lucas 8, vers 5vv) komt me prangend voor ogen: het zaaien van het zaad, Gods woord (vers 11), valt hier vooral op rotsgrond. Of de grond is zeer schraal. Ik merk een groeiende onverschilligheid op. Er is nauwelijks belangstelling voor het christelijk geloof. Of vanuit ander perspectief, zoals een Amsterdammer in hart en nieren een keer tegen mij zei:
“Goh, dat je bij een christelijke kerk hoort. Dus je gelooft in een god? Nou, die god van jou is een boterletter. Je hebt er niets aan. De tranen van de wereld spatten van de krantenpagina’s.”
Als ik wat doorvraag, dan is er nauwelijks een tochtgaatje bij de ander te vinden. Hoe kan ik aanhaken bij de zingeving, bij wat van waarde is in het leven van de ander? Laat staan om een koppeling te vinden met (het woord) God. Ik zie de vraagtekens al in de opgetrokken wenkbrauwen van de ander wanneer hij hoort, om met de woorden van emeritus-aartsbisschop van Canterbury Rowan Williams te spreken, de wereld geheel afhankelijk is van Gods vrije geschenk.[1]
‘Het’ christendom – ambivalent
Terugblikkend op periode dat ik in deze regio werkzaam ben en diverse mensen binnen en buiten de kerk heb gesproken, durf ik kort door de bocht een aantal grofmazige schetsen in woorden te geven, zoals ‘het’ christendom bekend staat in de Amsterdamse publieke ruimte: rafelrandje, pispaal, museumstuk, tandeloos, zeurderig, mooi, omzien-naar-de-naaste, thuisbasis en lege kerken. Of zoals Rowan Williams een woord gebruikt om deze typeringen onder één noemer te brengen: ambivalent[2], aarzelend, dubbelzinnig.
Allereerst de vraag: wat is ‘het’ christendom nu precies in Nederland? Om het in uitersten te schetsen: is het zonde en schuld, hel en verdoemenis, is het wel of niet gered zijn met God als de strenge Rechter? Of is het goed zijn voor je naaste, barmhartig, vergevingsgezind, sociaal bindmiddel, waar God is opgelost als zoutend zout?
Verder zie ik het dubbelzinnige bijvoorbeeld terug in de huidige verkiezingstijd. ‘Het’ christendom wordt voor allerlei partijpolitieke karretjes gespannen. Én ‘het’ christendom heeft in Nederland geen onbezoedeld blazoen, daar maken cabaretiers als Arjan Lubach graag gebruik van. Of zoals ik onlangs het boek Het Hout van Jeroen Brouwers las. Daarin is de schimmellucht, eenzaamheid, machtsmisbruik en seksspelletjes achter de muren van een Rooms-Katholiek klooster in de jaren 50 van de vorige eeuw niet te missen. Er is ambivalentie jegens het christendom.
Ambivalentie en de andere woorden die ik hierboven noem met betrekking tot ‘het’ christendom, zouden wat mij betreft copy-paste op God/god toegepast kunnen worden. Want of nu in de Amsterdamse publieke ruimte of in die van Nederland wordt gesproken over het christendom en G/god, dan is dat vooral in de virtuele media zeer levendig[3]: Gods bestaan wordt bevestigd, ontkend of diplomatiek in het midden gelaten, ook wel agnostisch of ietsistisch genoemd. Veel pratende hoofden op visuele media, statische camera’s van laptops, een huiselijke setting; de pantoffels van een atheïst zie ik staan bij de deur naar de hal. Kenmerkend aan die videobeelden is dat er heel veel gekletst en gebabbeld wordt. Argumenten tegen de bijbel, gevechten tegen godsbeelden, verwarring met eigen projecties en gewoonweg onkunde. De christelijke God krijgt er van langs. Andere goden van dito religies hebben weinig kans om de hakbijl van de retorica te doorstaan, althans dat denkt de spreker.
Tig filmpjes en lezingen(-kjes) heb ik inmiddels bekeken. Soms lachwekkend, soms stupide, soms op het scherpst van de snede met goed doordachte argumenten. Echter: het is vooral heel veel hetzelfde. Blijkbaar vissen atheïsten en religie-bashers uit dezelfde vijver om hun betogen kracht bij te zetten. Want verrast word ik eigenlijk nooit, laat staan atheïstisch.
Maar goed, wat voorbeelden, zie de voetnoten: Twitter[4], Facebook[5], Instagram[6], vlogs (YouTube[7]) en blogs[8]. De soms venijnige kritiek die ‘het’ christendom[9] krijgt, heeft naar mijn idee vooral te maken met “van horen zeggen” en is het beeld waarop gebeukt wordt, vaak hopeloos eenzijdig. De vlog, blog of tweet kan hard en ongenuanceerd zijn, dat zijn trouwens de meeste. Óf ze getuigen juist van zorgvuldig denk- en schrijfwerk en nodigen uit tot gesprek en debat. Pro of contra God en zijn bestaan, of ooit hét antwoord op die vraag zal komen. Pas na mijn overlijden kan ik antwoord geven. Mocht er niets zijn, dan zal ik niets kunnen zeggen. Mocht er wel wat zijn, hallelujah!
Uiteindelijk, zo is mij wel duidelijk geworden, zijn alle gesprekken over (en met) religie terug te voeren op de godsvraag: bestaat god?
Atheïsme
Mijn fascinatie voor ‘het’ atheïsme sluimerde al langer voordat ik dominee werd in Amsterdam. De vraag naar Gods zijn in de wereld heeft door de praktijk van het pastoraat regelmatig op losse schroeven gestaan bij mij. De sluimer ontpopte zich tot wakker-worden, nu ik werk op de schrale grond. Omdat op internet een veelkleurige kakofonie aan stemmen en geluiden is te vinden, had ik me voorgenomen systematisch te laten bijspijkeren door het lezen van boeken en volgen van cursussen. Op de illustratie is een representatieve stapel boeken te zien die ik heb gelezen. De een met gretigheid tot de laatste bladzijde, de ander met afgrijzen gepaard met vroegtijdig afhaken.

Hoe het ook zij, er zijn dus godloochenaars, godsbeeldenstormers, aarts-totaalatheïsten als Herman Philipse, Richard Dawkins en Christopher Hitchens, die met argumenten het bestaan van een god(sbeeld) volledig ontkennen. Wat me nu opvalt, is dat alles geschreven en verteld kan worden zonder een bepaalde ‘bestraffing’ vanuit de hemel. Blijkbaar vindt God, zoals ik Hem vanuit de Bijbel heb leren kennen, dit allemaal wel goed: de een noemt Hem een boterletter, de ander schrijft een atheïstisch boek én op het wereldwijde web wordt Zijn naam volop besmeurd. Is God zo’n stootkussen?
Homo eucharisticus

Vorig jaar heb ik meegedaan met de cursus “Geloof in de publieke ruimte” van de Protestantse Universiteit Amsterdam. Dit deed ik in het kader van de Permanente Educatie die Protestantse Kerk in Nederland verlangt van haar betaalde krachten. Middelpunt van deze cursus was het boek van Williams: Faith in the public square. Ik was daarom extra geïnteresseerd in het hoofdstuk Analysing atheism: unbelief and the world of faiths (VI.23, p.281-291)
Voor ik daar wat meer over zeg, wil ik even uitzoomen. Bij mij is tijdens het doorploegen van de artikelen uit het boek van Williams onder andere dit opgevallen. Van belang om te weten is bijvoorbeeld wat hij zegt over de mens:
De mens is “voorwerp van goddelijke intentie en inzet, een wezen vrij geschapen en nooit verstoten”[1].
Dit is fundamenteel vormend voor de menselijke identiteit en daarmee hoe de mens in het leven staat en beweegt. Steeds is de mens zich bewust in wiens licht hij/zij leeft, hoe hij dat ontvangt, daarvoor dankt en deze doorgeeft. Ja, de dankzegging. Dat haakt wel bij mij. Een mooie term kom ik tegen op p.96: de homo eucharisticus, de dankzeggende mens.[2]
In het kader van Jezus die zichzelf geeft aan zijn volgelingen, zo geef ik vanuit de dank daarvoor vorm aan mijn handel en wandel in deze God geschapen wereld. De bewogenheid, de ontferming van God voor deze wereld, brengt mij toe de waarheid te leven en mijzelf open te stellen (open te breken, zoals Jezus het brood brak) voor God.
1. God zelf zit achter het atheïsme
Nou komt ie: dit geheel kan door-/onderbroken worden door dezelfde Schepper en Schenker van leven. Atheïsme kan daar één van zijn. Dat was voor mij een eerste eyeopener. Zit God achter het groeiende atheïsme in de publieke en virtuele ruimte in specifiek Nederland? Ik vermoed het wel.
Een tweetal voorbeelden zal ik noemen om mijn vermoeden wat nader in te vullen, al blijf ik het wel lastig vinden. Voorbeeld 1: het boek van Rik Peels en Stefan Paas, God bewijzen. Ze schrijven daar over de verborgen God[3], dan zie ik terug hoe ik de wereld nu ervaar. Peels schrijft:
“God is en blijft de Heilige, de onbevattelijke, wezenlijk verborgen God. Hij is slechts te kennen voor zover Hij zich te kennen geeft.”[4]
En even verderop: “Mensen door alle tijden hebben in meerdere of mindere mate iets ervaren van de verborgenheid van God. Steeds weer, als de aarde onleefbaar werd en de hemel van koper leek, klonken de vraagtekens omhoog, dringend, dreigend, smekend.”[5] In hoeverre geeft God zich te kennen in de Nederlandse samenleving, in de Amsterdamse context? Is de groei van het atheïsme deels afhankelijk van Gods verborgen-zijn, daar we Hem ten diepste niet zullen kennen?
Voorbeeld 2: in een ander boek van Stefan Paas, Vreemdelingen en Priesters, lees ik een paar aandachtstrekkers die ik hier graag wil citeren. In hoofdstuk 5 van het boek, p.173, schrijft Paas:
“Vroeger woonde God om de hoek. Nu schijnt hij op reis te zijn met onbekende bestemming.”
Er is een gevoel van “verlatenheid” onder de achterblijvers, ofwel de christenen in Nederland. “We vrezen dat dit niet langer Gods wereld is. Net als de oude Israëlieten in Babel denken we dat God verborgen is; hij houdt zich doof. God heeft zich teruggetrokken uit de wereld. Geleidelijk verdwijnt hij uit onze denkwereld en onze overwegingen.” God verdwijnt meer en meer uit het dagelijks leven. Op diezelfde pagina doet Paas deze intrigerende uitspraak:
“We geloven niet dat God zelf deze situatie heeft veroorzaakt”
Terwijl menige kerkgemeenschap, kerkenraad en dominee (waaronder ikzelf) zich afvragen waar God is gebleven, zou Hij deze crisis niet overleefd hebben, is Hij verhuisd uit Nederland etc., leert Paas mij anders te kijken. Is God zelf de motor achter de neergang van de christelijke kerk en het groeiende atheïsme? Het christelijk geloof wordt op deze manier uitgedaagd hoe het wel beleefd en ingevuld kan worden in het besef dat God bezig met verandering. Want zoals de Israëlieten na hun ballingschap konden terugkeren naar het land ooit door God gegeven, hoe kunnen de christenen in Nederland aanwezig zijn, zonder in de clinch te gaan met het atheïsme of de onverschilligheid of de schrale grond? Want een dergelijke clinch is in mijn ogen onvruchtbaar en helpt niets; daarover schrijf ik meer in blog 2.
2. Atheïsme is als de voorjaarsschoonmaak
Het hoofdstuk in Williams’ boek over atheïsme brengt me een tweede eyeopener: atheïsme kan opschonen en zuiver maken. Wanneer atheïsme is te definiëren als (totale) ontkenning van het bestaan van een transcendent wezen, dan kan dat de gelovige helpen “te verdiepen wat wordt gezegd over onze inzet.”[6] “Om te komen tot een punt waar je niet kunt geloven in een bepaald soort van God, kan de belangrijkste stap zijn om te nemen in de richting van de ware God”, kan atheïsme als een zuiveringsmiddel zijn[7]. Ofwel: je eigen geloofshuis heeft bij tijd en wijlen een voorjaarsschoonmaak door te maken: alles aan kant. Wat niet meer wordt gebruikt hup naar kliko of milieustraat of kringloop. Alles wordt fris gemaakt en gehouden. Williams kiets voor atheïsme/humanisme om de morele, spirituele en intellectuele spanningen die een gelovige ervaart, bloot te leggen. Zo wordt duidelijk gemaakt welke uitdagingen de gelovige kent.[8]
Williams schrijft over het atheïsme dat religies als christendom, jodendom en islam een eigen atheïsme kennen.[9] Zoals Williams betoogt, leert atheïsme ons zien of wat ontkend wordt nu echt ontkenning ís. De religies kunnen elkaar helpen bij het aanwijzen van het eigen atheïsme. Williams gaat in zijn tekst over op de disbeliefs van de religies.[10] Zo kan een bepaalde vorm van ongeloof in het jodendom door het christelijke en islamitische geloof worden opengelegd.
Bijvoorbeeld: waar christen en moslim geloven dat God de vrijheid hééft om zijn beloften te herzien, is dat voor de jood onbestaanbaar.[11] Want een God die van gedachten verandert, maakt Hem kwetsbaar voor begrenzing en onderhandelingen. De vraag die de jood aan de moslim kan stellen is deze: hoe coherent zijn de eigen verhalen waar het om God en zijn (on)veranderlijkheid? Betekent een veranderlijke God ook een veranderlijke status als volks van God?
Atheïsme bevestigt Gods bestaan
De eyeopener van het atheïstisch schoon brengt mij bij de vraag wat het atheïsme bij mij kan zuiveren. Wat mij opvalt in wat ik on- en offline gelezen en gezien heb aan atheïstische teksten, boeken, en vlogs en waartegen het meest wordt aangehikt of geageerd, is de aanwezigheid van een bovennatuurlijk, transcendent wezen die alles bestuurt. Dat kan “helemaal niet”, want “wetenschap leert ons zelf na te denken”, zo lees ik regelmatig. ‘God’ haat homo’s en andersdenkenden. ‘God’ sluit uit en is kieskeurig. ‘God’ geniet van geweld en van oorlog. Een dergelijke god dien ik niet. Welke dan wel?
Mede door het lezen van en gesprekken met atheïsten kan ik een paar grove schetsen geven hoe mijn eigen geloofsapotheek er nu uitziet:
De eeuwige God die ik dien is de Vader van Jezus Christus.
Hij heeft als Schepper hemel en aarde in het licht geroepen.
Door zijn genade om niet word ik opnieuw geboren.
Zijn Licht doet leven groeien dwars door alle dood heen.
Hij heeft vreugde in de mens.
Hij zegent ons om shalom na te streven
als een voorproefje van Gods Koninkrijk.
Ofwel: God bestaat. Tegelijk klinkt dit mij te zwaar-filosofisch. Wat dan? God is ‘er’. Of zoals John D. Caputo in zijn boek “Hoping against hope” zo krachtig formuleert: in plaats van God bestaat (God exists), schrijft hij: God insists, God benadrukt.
Het atheïsme in mij heeft geen plaats voor die ‘andere’ god. Want ik ontken bijvoorbeeld dat er een god is die mensen straft en mensen klein houdt. Ik ontken een god die de een wel alles gunt en de ander niets. Ik ontken een god die altijd aanwezig is en je dierbaar omringt, want gevoelens van godverlatenheid heb ik ook. Ik moet denken aan Jezus die hangt aan het kruis op Golgotha, als Hij zegt: “Mijn God, mijn God, waarom heeft U mij verlaten?”
Toch geloof ik in God. Waarom is Hij ooit dit avontuur met mensen begonnen? God benadrukt in de Bijbel steeds zijn vrijheid en onze bevrijding. In Genesis 1 klinkt een bevrijdingslied: God roept licht en de wereld verkleurt. God maakt scheiding tussen nat en droog. Uit de zee van de chaos wordt de aarde opgetild. Nieuw leven, nieuwe grond onder de voeten. God heeft zijn volk bevrijd uit Israël. In dat kader zijn de 10 Geboden te lezen, zie Exodus 20, vers 1. God is mens geworden in Jezus Christus om de wereld te redden (Johannes 3, vers 16). De wereld bestaat omdat God geduld heeft met mensen, 2 Petrus 3, vers 9-10.
In zo’n God geloof ik.
Ja, en dan?
Robert-Jan van Amstel, 1 maart 2017
Vervolg van deze blog “Bestaat God?”, deel 2, klik hier.
Deel 3 , “Kracht van het Verhaal”, klik hier
Voetnoten:
[1] Cf. Rowan Williams, Faith in the public square, London 2012/2015 (paperback), p.1. Ik geef zoveel mogelijk mijn eigen werkvertaling weer van de Engelse tekst.
[2] Williams, Faith, p.85
[3] Op Nederlands grondgebied is zeer veel te vinden. Verbreed ik de scopus naar het Engelstalige deel van het internet, dan is het niet meer te overzien. Daarom volgt er steeds één voorbeeld.
[4] Bijvoorbeeld: @Positiefatheisme. Opvallend is wel dat steeds tegen een bepaald soort gelovige wordt geageerd die denkt dat de wereld echt zo’n 6000 jaar geleden uit het niets is ontstaan en de bijbel van kaft tot kaft letterlijk neemt.
[5] ‘God’ heeft een account op Facebook, alleen worden daar vooral religieuze mensen bespot, religie bekritiseerd en zet ‘God’ zichzelf neer als een narcistische clown.
[6] @dutchatheist, Nederlands atheïst die vooral Engelse atheïsten citeert; zijn account is tegenwoordig besloten.
[7] Op YouTube is bijvoorbeeld deze Nederlander, Dietse Leeuw, actief om zijn atheïsme te propageren: https://www.youtube.com/user/Dietseleeuw
[8] Een uitgebreide website over het atheïsme die regelmatig wordt bijgehouden is: http://www.deatheist.nl/
[9] Ik beperk me hier tot het christendom. De islam staat net zo flink, zo niet méér ter discussie in het virtuele en papieren domein.
Voetnoten bij “Homo eucharisticus”:
[1] Williams, Faith, I.7, p.93
[2] Ik moet denken aan een woord van K.H. Miskotte: “het eucharistisch geheim van de prediking” dat ik heb opgepikt in zijn boek Om het levende Woord, p.314
[3] H.G.L. Peels, Wie is als Gij? Schaduwkanten van het oudtestamentische Godsbeeld, Zoetermeer 2007 (2e druk), p.30-44 De term deus absconditus resoneert mee in mijn gedachten.
[4] Peels, Wie is als Gij?, p.31
[5] Peels, Wie is als Gij?, p.41
[6] Williams, Faith, VI.23, p.284
[7] Williams citeert hier Olivier Clement, een Frans orthodox filosoof, die in de jaren 60 van de vorige eeuw de woorden “purification by atheism” muntte, cf. Williams, Faith, VI.23, p.284
[8] Williams, Faith, p.283. In het boek van Gregor Maria Hoff, Die neuen Atheismen. Eine notwendige Provokation, Regensburg 2009, p.139-152 wordt hetzelfde betoogd. Zoals p.139 “In dieser Hinsicht besitzt der Atheismus eine inverse Offenbarungsqualität, weil er offen legt, was die Offenbarung verhüllt.” Op p.143 schrijft Hoff dat de dialoog tussen Kerk en de (nieuwe) atheïsten is mislukt, want de Kerk wil niet de “Wahrheitswert des Atheismus [anerkennen], weil sie hätte zugeben müssen, wo ihr eigener Anteil am Entstehen des Atheismus lag.” Atheïsme maakt niet alleen maar schoon. Het prikt ook eens diep in het vlees van de waarheid die de Kerk wil voorstaan.
[9] Williams, Faith, p.290
[10] Williams, Faith, p.285 – Williams is niet nadrukkelijk in het onderscheid tussen atheïsme en ongeloof. Ik ga er vanuit dat hij in deze tekst ongeloof en atheïsme als hetzelfde beschouwt.
[11] Williams, Faith, p.289
Ontdek meer van [ iBelieve ]
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Ik ook….. ja, en dan?
Dan is er alles, alom en almachtig.
Prachtig stuk, dank je wel
🙂 Ik ben nu bezig met het schrijven van deel 2.
Hoi RJ,
Je schrijft als een soort conclusie: “Ik ontken een god die altijd aanwezig is en je dierbaar omringt, want gevoelens van godverlatenheid heb ik ook.”
Ik vraag me daarbij af: bewijzen jouw gevoelens van Godverlatenheid (ik denk dat je daar toch een hoofdletter bedoelde) echt dat God op die momenten afwezig is en je niet omringt? Waar wordt geroepen “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?”, daar wordt toch verondersteld dat er Iemand luistert? Zoiets als wanneer een van mijn kinderen ’s nachts na een bange droom om mij roept, in de veronderstelling dat ik het hoor.
In zijn boekje over de Tien Geboden (eind jaren ’60) schreef Van Ruler al zoiets als: “Van God kan men niet zozeer zeggen dat Hij bestaat, maar moet eerder gezegd worden dat Hij is.” Juist omdat God niet bestaat, maar IS – wéét ik, hoe ik mij ook voel, dat Hij mij in alle dingen omringt, zelfs al merk ik daar geen bal van. In dat opzicht is God voor mij onveranderlijk. De afstand die ik soms kan voelen, is mijn probleem, niet dat van God. En ja, dat zou een indicatie kunnen zijn dat het tijd is voor een lenteschoonmaak. ;o)
Ha Johan, dank je wel voor je reactie. Ja, ik ben het met je eens – wanneer Jezus roept, dan mag ik ervanuit gaan dat er Iemand luistert. Jezus heeft een Adres. Tegelijk wil ik recht doen aan de ervaring van G/godverlatenheid: waar ik zou verwachten dat God iets ten goede zou kunnen doen (ja, ik weet het – God moet doen wat ik wil, God kan het anders willen), dat dat niet gebeurt of te weinig. Als God de Heer van de Kerk is, waarom zie ik dan zoveel mensen afhaken? Zie ik mensen die talloze stappen in de kerken hebben gezet, gedesillusioneerd de kerk verlaten? Tuurlijk, kerkenwerk = mensenwerk. We zijn bezig met het mysterie van leven, de levenschenkende God, hoe is dat te rijmen met een stervende kerk?
Ik vraag me af of die kerk wel zo stervende is. Kan natuurlijk zijn dat ik – als gemeentepredikant in de zeer kerkelijke Vijfheerenlanden en Alblasserwaard – een vertekend beeld heb van die sterfte.
Ik zie ontzettend veel mensen die zich vanuit hun geloof – al dan niet via de kerk – inzetten voor hun omgeving in nauwe en brede zin.
Waar wordt afgehaakt, is dat m.n. van het instituut. Ik vind dat als werker in dat instituut erg jammer, maar kan ze ook niet tegenhouden. Er zijn stille afhakers: mensen bij wie de binding van generatie op generatie verwatert. Er zijn luidruchtige afhakers: teleurgesteld in de kerk en kerkmensen die hen ook niet konden bieden wat ze hadden gehoopt, verwacht, geëist.
De vraag naar het afhaken is een eeuwigdurende. In de Reformatie (en eerder) is geprobeerd daarop een antwoord te geven via de leer van de dubbele uitverkiezing. Blijkens de ellende die die leer heeft veroorzaakt, was het een krakkemikkig antwoord dat aan God noch de (on)gelovigen recht deed.
Het enig serieuze antwoord op jouw vraag is naar mijn bescheiden mening: gewoon als volger van Jezus blijven doen wat je hand vindt om te doen. Wij mogen zaaien en de akker bewerken, en net als de Heer moeten we breed zaaien; met het levensgrote risico dat er heel wat korrels op rotsachtige en onvruchtbare bodem terecht komen. Wees blij dat je gul mag zijn, treur niet over wat niet opkomt. Daar komen volgens mij ook Jezus’ woorden aan de discipelen vandaan over het stof van je voeten afkloppen. Jij moet verder, jij moet zaaien – God zelf zal de bezemwagen zijn: niet jouw probleem. Jij bent Jezus niet.
Als God zelfs dode mensen tot leven kan wekken, dan zal dat bij een stervende kerk ook wel geen probleem zijn. Hij laat niet varen wat zijn hand begon. Voor jou en mij enkel de opdracht: Ora et labora!
mooi en duideljk stuk.dank hiervoor
Dank u wel voor uw reactie. Deel 2 komt er aan.
Hartelijk dank. Geeft veel te denken.
Hans en Atie de Ridder- van Amstel
Dank u wel voor uw reactie. Ik hoop dat het denkwerk tot zegen zal zijn. Ik ben wel benieuwd wat u zoal te denken heeft gegeven bij het lezen van dit blog?
Wat geeft het te denken?
“Vroeger woonde God om de hoek. Nu schijnt Hij op reis te zijn met onbestemde bekenning.”
Niet alleen verdwenen uit Nederland maar uit de meeste westerse landen.
Waarom hebben zo veel mensen, ook van onze leeftijd (60-70) geen enkele belangstelling meer voor de kerk, hoewel ze zich vaak nog wel religieus willen noemen? Wanneer er over gediscussieerd wordt krijg je vaak van die flauwe antwoorden. Ze werden gedwongen vroeger, de zondagen waren saai, je mocht niets, etc. Vaak wel waar natuurlijk.
Echter, het is vaak gewoon zo gegroeid, je slaat één keer over, nog een keer, enz.
Het lijkt nu vaak zo’n leeg bestaan, sporten en winkelen op de zondag.
Maar misschien oordeel ik wel te hard en zijn er heel goede redenen waarom mensen afhaken.
Wat Rowan Williams (onze vorige aartsbisschop, wij zijn lid van de Anglicaanse Cathedral in Nelson) schrijft is heel interessant: het atheïsme kan ‘opschonen en zuiver maken’. Ik heb het boek “The God Delusion” enige jaren geleden gelezen. Ik vond toen dat Richard Dawkins wel heel erg z’n best deed om het bestaan van God te ontkennen. Maar het zet je wel aan het denken..
Wat is de reden dat deze “aarts-totaalatheïsten” zo heel fanatiek zijn in hun ontkenning? Ook iets om over na te denken.
Wat ons ook opvalt is, wanneer we bijv, naar een programma als Podium Witteman kijken ( waar we erg van genieten), en er wordt aandacht besteed aan Bach’s Mattheus Passion, Paul Witteman en anderen zich haasten om te benadrukken dat ze wel heel erg houden van de Mattheus Passion, maar absoluut niet gelovig zijn. Ze vergeten dan dat Bach het wel gecomponeerd heeft vanuit een diep geloofsgevoel.
Waarom is God ooit aan dit avontuur met mensen begonnen? Een andere vraag, ik heb geen idee.
Atie de Ridder-van Amstel