Vroeger had ik in mijn kindertijd buren met een papegaai. Mijn moeder verzorgde het dier als de buren hun vakantie vierden. Ze hadden mij en mijn broer gewaarschuwd: “Kom niet te dicht bij de papegaai. Hij heeft het niet zo op jongetjes en mannen.” Je raadt het al. Onbedwingbare nieuwsgierigheid was sterker dan gezond verstand. Mijn kans nam ik waar. Ik liep naar de papegaai. Mijn neus stak ik door de tralies heen. Ik trok zijn aandacht. En PATS, de papegaai zette zijn venijnige snavel in mijn neus. Een zeldzaam indringende pijnscheut. De pleister met daarop een dikke kus van mijn moeder, zoog zich vol met het rode levenssap.
Die papegaai leeft niet meer.
Wel een andere.

Eind maart las ik in dagblad De Volkskrant een treffend verhaal. Het woord “oplichterssyndroom” (Engels: impostor syndrome) valt op in de titel. Ik had er nog nooit van gehoord. Als je Blendle gebruikt, klik hier voor het complete artikel.
Even samengevat: je hebt de juiste opleiding genoten. Je boekt goede resultaten. En tóch zeg je tegen jezelf: “Ik val een keer door de mand, want de mensen schatten me te intelligent, te hoog in. Ik ben een oplichter. Ik houd iedereen voor de gek.” Het is minder zwart-wit dan ik hierboven schets. Zelf heb ik geen last van het oplichterssyndroom, althans dat denk ik.
Wel herken ik wat verderop wordt beschreven in het Volkskrantartikel:
De gevolgen zijn niet mals: [..] ‘Je vlucht of je vecht. In dat eerste geval maak je jezelf onzichtbaar. Je gaat iedere uitdaging uit de weg en behaalde successen bagatelliseer je.’ Niet bepaald een vruchtbare bodem voor een fijne carrière. Het tweede mechanisme waarmee je kunt omgaan met het impostor syndrome […] is door heel hard te werken. ‘De lat enorm hoog leggen, perfectionistisch zijn en absoluut geen fouten willen maken. Een fout is namelijk hét bewijs dat je het inderdaad toch niet kunt.’
Het verraderlijke is dat je op deze manier ver kunt komen, maar het gevoel van echt succesvol zijn blijft uit. De kans op een burn-out is aanzienlijk groter wanneer je zo werkt.
Beide mechanismes komen me bekend voor: als er iets goed gaat, dan ga ik niet te lang door op het succes, want ja, er is meer te doen, hoe calvinistisch: “Ik doe het toch voor God en zijn Koninkrijk?” Het 2e mechanisme is net zo herkenbaar: geen fouten willen maken, alles tot in de puntjes geregeld willen hebben. Ik kon en kan me danig rot voelen als ik een fout maak, want oh-oh-oh wat zullen de anderen wel niet van me vinden…

Dergelijke mechanismes zijn lekkages in het energiehuishouden van een mens, in ieder geval van mij. Er gaat zoveel energie ‘verloren’ door jezelf (mijzelf) te ‘kwellen’ met deze gedachtegangen.
Nu komt de papegaai in beeld, die “zeurende innerlijke criticus”; op de tekst hiernaast kun je vinden waar ik dit vandaan heb. Deze papegaai zit op je schouder. Het eerste wat een papegaai doet is imiteren wat hij hoort. De papegaai van de buren was heel goed in het citeren van de buurvrouw. Perfect kon hij haar nadoen als zij de telefoon opnam en haar naam noemde.
De papegaai op de schouder herhaalt mijn oordelen over mijzelf, steevast. Deze papegaai is een gewiekste vogel.
Ik: “Zie je wel, ik doe het niet goed als predikant.”
Papegaai: “Zie je wel, ik doe het niet goed als predikant”
Om dat extra duidelijk en voelbaar te maken, pikt hij in de neus van mijn zelfbeeld.
De supervisor met wie ik onlangs een gesprek heb gehad in het kader van mijn herstel, liet me een dieper gelegen mechanisme zien: ik vel een oordeel over mezelf. Daarmee houd ik mezelf gevangen. Dat kan zelfs zodanig groeien, dat ik me met mijn oordelen ga identificeren. Mijn zelfbeeld weerspiegelt mijn oordelen. Vanuit die ‘identiteit’ vel ik een oordeel over de ander, over de kerk, over God, of wat dan ook. Als ik steeds tegen mezelf zeg, “ik doe het niet goed”, dan kan de ander / de kerk / God (vul zelf maar in) het in mijn ogen ook niet goed doen. Of anders gezegd: de ander deugt niet, omdat ik mijzelf voorhoud dat ik niet deug.
Het is belangrijk dat ik, zoals ik lees in het Volkskrantartikel, het bewijs van het ongelijk van de papegaai aanvoer. Daarmee maak ik “hem kleiner en uiteindelijk vliegt-ie weg.” De supervisor heeft daar een mooie benaming voor: desidentificatie van het eigen oordeel.
Da’s een mond vol.
Concreet betekent dat ik mezelf met andere ogen heb te bekijken. Als christen geloof ik dat ieder mens door God geschapen, gewild en geliefd is. Ieder mens is een kind van God, ik dus ook. Ik kan een heleboel vragen, redeneringen en munitie vanuit de wereld van alledag aanvoeren, om te ‘bewijzen’ dat Gods liefde óf erg selectief is óf niet werkt óf dat God niet bestaat.
Het is genade, het geschenk van Gods liefde en leven, die mensen doet leven. Vanaf de allereerste ademhaling, het ene mysterie van geboorte, tot de laatste zucht, het mysterie van sterven. Leven vanuit het geloof dat ik leef door en met de genade van God, daar kan geen papegaai tegen op. Ik kan naar mezelf kijken als door God gewenst en geliefd mens, zo kan ik ook kijken naar de ander, naar de kerk, naar de wereld, naar de naasten en de versten.
In het kader van mijn herstel in een periode van overspannenheid maakt dit me zo blij. Er is een oase in ieder mens, ook in jou, ook in mij, een baken van rust, waar ik leer te omarmen en mededogen te hebben. Waar geen duisternis is, wel een dragende grond. Geen oordeel als papegaai met een venijnige snavel, wel het Licht van God. Door zijn Licht zie ik licht. Opnieuw leer ik wat genade is.
Robert-Jan van Amstel, 20 april 2016, aangepast 26 april 2016
Ps. Bovenstaande blog heb ik bewerkt tot een essay “Papegaaitje leef je nog” voor het Nederlands Dagblad, vrijdag 20 mei 2016, bijlage Gulliver, klik hier. De ondertitel “Hoe ik opbrandde als predikant” is toegevoegd door de redactie van de krant.
Op Facebook heb ik het bericht van Arco van der Lee met een schermafbeelding van het krantenartikel gedeeld:
Ontdek meer van [ iBelieve ]
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Mooi stuk Robbert-Jan, fijn weer wat van je te lezen, het beste gewenst voor jouw en je gezin.
Prachtig omschreven! Word ik ook blij van
Een mooi en herkenbaar stuk Robert-Jan!
Veel succes met het verdere herstel en het toepassen van wat je leert in deze tijd.
Goed om te lezen hoe je als knecht van de timmerman uit Nazareth zelf aan je herstel spijkert!
Ben sprakeloos heb zoveel bewondering voor je dat je dit weer zo met ons deelt en wat zeg je er een mooie ware dingen in Gods zegen met je verdere herstel. Lieve groet Betty
Wees ervan overtuigd dat jouw worsteling wordt herkent en accepteer vallen door op te staan.
Herinner je Jezus woorden : Mijn genade is u genoeg”.
Fantastisch je energie terug te zien keren !
Hartelijke groet,
Gert.
Zo herkenbaar ….
I have carried a parrot on my shoulder too, kind of given to me when small, details don’t matter. I also became a Christian later in life and when I was baptized I was given a scripture from God through the minister. A scripture i have put on my fridge and give to any person Imeet in need. It holds me grounded and makes my parrot go away—Isaiah 43:4!!! Whenever in need once more I read the above and below versus– amazing! ” For you are precious and honored in My sight and because I love you”.
Herkenbaar en ook zo lastig om die papegaai eraf te meppen.
Toch is het allemaal meer dan waard. Ook van deze fase leer je enorm veel.
Het is een ruzak die je vult en je weer verder brengt.
Laat je rugzak niet in 1 keer vol! En gooi er ook regelmatig wat uit.
Ja, zo herkenbaar en wat vliegen er veel papegaaien rond. Bij zo veel zelfinzicht en kennis die je met ons deelt, weet ik zeker dat je een heel end op de goede weg bent en dat het ergste leed geleden is. Mijn moeder zei heel vaak:”Jongen tob niet, alles komt anders.” Dat motto heeft mij van veel papegaaien bevrijd. Ik wens je een heerlijke lente en een prachtige zomer toe. Tob niet, alles komt anders.
Hartelijke groet.
Ton
Hoe herkenbaar na mijn eigen burnout. Dank voor het delen. Ik heb veel steun gehad aan mijn lief, dat zweeg, sprak, streelde, omarmde, kuste en desnoods kasteidde, maar wel altijd als het nodig was. Het heeft een jaar geduurd voor ik ‘het licht’ zag en terugschakelde. Toen ik een half jaar later ook nog een Het Licht zag na het zelf in het donker te hebben verstopt, bloeide ik weer op. Ik ken nu mijn limieten en kom daar ook voor uit. ‘Nee’, zeggen is soms zo heerlijk! Jou essay is voor mij een bevstiging dat ik op weg bent……