Bijbellezen wordt interessanter. Het maken van een preek krijgt een dimensie extra. Een jongerengroep vonkt door de leesontdekkingen. Tijdens een pastorale ontmoeting ontdekt het gemeentelid hoe zijn of haar biografische en dynamische “ik” in gesprek kan zijn met God. Het boek van prof. dr. Eep Talstra: “De bijbel als biografie van God en mensen” (Amsterdam 2024) heeft mijn theologisch denken en doen wezenlijk verrijkt en opgefrist door hoe hij ambachtelijk en minutieus teksten leest en analyseert.
God heeft zijn eigen rol
Talstra laat zien, dat God de rol van Zijn leven heeft en speelt. In de Bijbel die “een eigen vrijheid van meningsuiting toekomt” (p.241), zijn talloze ervaringen van God met mensen en van mensen met God terug te vinden die het verhaal van beiden inkleuren en verrijken. God is “iemand met een eigen rol: kwetsbaar, getergd, onafhankelijk, kritisch, liefhebbend en niet uit het leven weg te slaan” (p.242). Talstra weet met liefde voor de Schrift dat alles open te leggen en laat God God zijn in plaats van Hem in te kaderen in een concept of als stutvoet in te zetten voor een eigen gebrouwen theologie.
Een van de keuzes die Talstra maakt bij het nauwkeurig Bijbellezen is het benoemen van de rolverdeling in een tekst: er is een “jij” en “ik”, eventueel aan te vullen met “hij”, “wij” en “zij”. Het wordt spannend als de “ik” van God daadwerkelijk “ik” ís: God maakt als deelnemer (p.15) concreet deel uit van wat er op dat moment in de tekst gebeurt. Hij is niet zwevend ergens ver weg of als een mystieke entiteit ongrijpbaar, nee, Hij is daar.
Wij en ik
Een jongerengroep liet ik Genesis 1, 2 en 3 (NBV21) lezen. Ik vroeg hen te zoeken naar wanneer God “Ik” zegt. Het viel hen op, dat God zegt: “Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn” (Genesis 1, vers 26) Een paar verzen later zegt God: “Hierbij geef Ik jullie alle zaaddragende planten…” Waarom gebruikt God eerst “Wij” en dan “Ik”? Dat God in de wij-vorm spreekt komt naar mijn weten alleen hier voor. “Is de wij terug te leiden op de Drie-Ene God?”, zo vroeg één van de jongeren. Of, zo bracht ik in, hebben we te denken aan Psalm 82 waar God voorzitter is van de hemelse godenraad? Of is God hier samen met Wijsheid aan het scheppen (Spreuken 8, vers 22 e.v.)? Definitieve antwoorden kunnen hier niet gegeven worden. Wel geeft het de jongeren ruimte om zelf in gesprek te gaan met deze God die in de Wij- en Ik-vorm spreekt en zich laat aanspreken.
Eerste dialoog slang en mens
Verder zorgvuldig lezen zorgde voor een volgende ontdekking: God maakt geen deel uit van de allereerste dialoog in de Bijbel. Want die vindt plaats tussen de vrouw (Eva) en de slang (Genesis 3, vers 1 t/m 5). In die dialoog wordt óver God gesproken en ‘speelt’ Hij de rol van argument. Dat bracht ons bij de vraag in hoeverre wij nu anno 2024 over God praten en argumenten pro of contra Hem gebruiken. Als God ter sprake komt in het publieke debat, dan is er verbazingwekkend weinig genegenheid om eerst zelf de Bijbel te openen. Zijn rol wordt vaak beperkt tot zwijgend publiek.
Tweede dialoog God en mens
In de dialoog die volgt nadat de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad is genuttigd, neemt God het initiatief, zoals de slang deed in de eerste dialoog. God roept de mens: “Waar ben je?” Adam verschijnt: “Ik hoorde U in de tuin en werd bang…” (Genesis 3, vers 9 en 10) Gods “ik” en Adams “jij” reageren op elkaar. Waar God eerst zei tegen de mens – die dan nog alleen is -, dat hij “onherroepelijk zal sterven” wanneer hij van de boom van de kennis van goed en kwaad zou eten (Genesis 2, vers 17), blijft Adam tóch leven. Heeft de slang dan toch gelijk als hij zegt dat de mens “helemaal niet zal sterven” (Genesis 3, vers 4)?
God “blijft niet onaangetast” zoals Talstra op p.48 schrijft en dat is hier passend. God maakt een andere keuze, omdat de eerste mens niet meer de enige is. De vrouw is nu aanwezig. Nota bene: in vers 20 wordt Eva de moeder van alle levenden genoemd. De jongeren waren verbaasd en enthousiast: “Wat gebeurt er veel in een paar verzen met God en mensen”.
Permanente indruk
Ik besef dat ik in deze bijdrage slechts een kleine greep heb gedaan uit het rijke boek van Eep Talstra. Hij heeft, zo schrijft hij in het voorwoord. met zijn boek een “eigen stalletje op de markt van meningen” kunnen timmeren van diverse “theologische planken” in zijn werk (p.10). Alhoewel het woord stalletje een niet-permanent verkooppunt aanduidt, heeft zijn boek een permanente indruk op mij gemaakt.
drs. Robert-Jan van Amstel, 31 juli 2024 – bovenstaande is eerder verschenen in het blad Confessioneel-Credo, nr.10, 23 mei 2024.
Ontdek meer van [ iBelieve ]
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.