“Grote kunst heeft slechte manieren”, aldus Simon Schama die hoogleraar kunstgeschiedenis is aan de Columbia Universiteit in de Verenigde Staten. Hij vervolgt in zijn inleiding van zijn boek “De kracht van kunst”(1):
“Door de eerbiedige stilte in een museum zou je kunnen gaan denken dat meesterwerken beleefd zijn, visioenen die sussen, betoveren en verleiden, maar in werkelijkheid zijn het schurken. Meedogenloos en berekend nemen de beste schilderijen je in de houdgreep, verstoren je evenwicht en zetten je realiteitszin op losse schroeven.” (p.7) En: “De kracht van kunst is de kracht van de ontregelende verbazing […] Naast het bieden van schoonheid heeft de kunst ook als missie het alledaagse te verstoren.” (p.8)

Die kunst van het verstoren verstaat Salvador Dalí heel goed. Zijn publiek neemt tijdens zijn leven in grote aantallen toe, niet alleen met bewonderaars en kunstenaars die door hem worden geïnspireerd. Ook critici en vijanden pakken iedere gelegenheid aan om hem te besmeuren. André Breton, de leider van een groep surrealistische kunstenaars, bewerkt in 1949 de naam van Salvador Dalí tot “Avida Dollars”, vertaald: “behoefte aan dollars”. Breton heeft, deels ingegeven door jaloezie, grote moeite met de toenemende rijkdom en de keuzes die Dalí zal maken eind jaren 30 en 40 op politiek, kunstzinnig en religieus gebied.
Leeggelopen ballon
De breuk met de surrealisten is onafwendbaar. Dalí heeft daar eigenlijk wel schik in, want hij was zich al geruime ervan bewust dat hij het meest creatieve lid was van de groep kunstenaars. Zijn kunstzinnige output is formidabel: schilderijen, ontwerpen voor ballet en opera, boeken, essays, krantenartikelen, lezingen en exposities in diverse grote steden in Europa en tijdens de Tweede Wereldoorlog vooral in de Verenigde Staten. Met de sterke opkomst van het communisme, fascisme en Hitlers nationaal-socialisme waar het mensbeeld volgens Dalí tot eendimensionale proporties wordt gereduceerd, weet hij zich niet meer veilig in Europa en verkast voor een aantal jaren met zijn Gala naar de VS. Uiteindelijk zullen zij weer terugkeren in 1948.
Dit gedwongen verblijf roept in Dalí een proces van herbezinning op: “Hoe kan ik verder gaan als kunstenaar?” Hij mist zijn vaste stek in Spanje, Port Lligat. Die omgeving met de eigen geur, de typische landschappen, de bevolking, de lichtval en de kleuren is voor hem een onuitputtelijke bron voor zijn kunst. In Amerika zoekt hij andere wegen, eerst wil hij zijn gevoelens van ontheemd-zijn een plek geven.
Dit gevoel van leeg zijn als mens alsook een kritische tekening van het geestelijk leven in Europa schildert hij zijn “Zacht zelfportret met gebakken spek” (1941):
We zien een leeggelopen ballon met het gezicht van Dalí. Alles wordt door en op krukken en krukjes ondersteund. We zien een stuk gebakken spek dat door mieren wordt opgepeuzeld. Rondom de mond en de ogen zien we die beestjes lopen. Mieren spelen, net als de krukken, een veelzijdige rol in de schilderkunst van Dalí. Als kind had hij al een paar keer gezien hoe mieren een kadaver kunnen leeg peuzelen. In de bijbel worden mieren vergeleken met vlijtige werkers (Spreuken 6, vers 6), voor Dalí zijn deze beestjes symbool van verval, van dood, van het uit een vallen van het leven. De mieren symboliseren dat alles eindig is. Niets in het leven zal zijn vorm behouden, zelfs de tijd niet. In het hoekige stukje spek dat scherp afsteekt tegen alle rondingen van de leeggelopen ballon, biedt Dalí zich als eetbaar kunstenaar aan. “Eet van mij, ik wil een voedingsstof zijn voor anderen.”
Opvallend is voor mij dat het energieke dat veel van zijn andere schilderijen kenmerkt in de jaren 30, hier nagenoeg afwezig is. Zichzelf portretteren als een leeggelopen ballon is een veelzeggend beeld: “de handschoen van mijzelf” waar de ziel huist, is uit vorm geraakt. Zijn zelfgekozen ‘ballingschap’ naar de Verenigde Staten maakt hem week en krachteloos.
De krukken en krukjes komen in vele schilderijen van Dalí voor in een periode van ruim 20 jaar. Ik geef wat extra aandacht aan de kruk-symboliek, daar in het Crucifix-schilderij uit 1951 (tien jaar later) in het geheel geen krukken meer zijn te zien.
De kruk heb je nodig als je niet op twee benen kunt lopen. Zelf kwam hij regelmatig op de foto en op de televisie met een kruk, terwijl Dalí zelf goed kon lopen. De kruk staat in zijn schilderijen voor het feit dat de mens moet leunen en steunen op de kracht en ideeën van anderen. Alleen redt de mens het niet. Zijn fascinatie voor de kruk begon in zijn kindertijd. Eens vond hij een kruk op zolder in het huis van vrienden van zijn ouders. En hij was dol op de met fluweel bedekte houders. De kruk is een drager en een wapen. Je kunt ermee slaan en op de grond steun vinden. Je kunt iets anders een zetje geven en je kunt de kruk omhelzen, aldus Dalí.
Tegelijk maakt hij een omslag in zijn creativiteit. Dalí schrijft in 1942 dat hij aan het vervellen is: zijn oude huid van “revolutionair en vormloos” (surrealistisch) kunstenaar doet hij af. “Ik doe een paar laatste pogingen om al het oude weg te spugen, om van oude huid af te komen en een nieuwe te krijgen. Net als bij slangen.”
Niet langer is de psychoanalyse één van de leidraden in de kunst van Dalí. We zien steeds meer historische en sociale context verschijnen in het schilderwerk.
Nieuw klassiek

In de tijd dat het “Soft Self Portrait” ontstaat en ook in andere schilderijen treffen we een voorzichtige omslag aan in het kunstzinnig denken van Dalí: de herbezinning of reset leidt tot een terugkeer naar, nota bene, de klassiekers, de Renaissance. Europa zal volgens Dalí na het uiteenvallen van de onderdrukkende ideologieën als het nazisme en het fascisme een wedergeboorte doormaken waar de individuele, sociale en religieuze waarden opnieuw ontdekt zullen worden. Ofwel: een wedergeboorte, een ré-nais-sance, letterlijk.
Het was Freud zelf die in 1938 Dalí tijdens een ontmoeting een eye-opener bezorgt: “Bij de oude meesters heeft iemand gelijk de neiging om te zoeken naar het onbewuste, waar in de surrealistische kunst iemand zeer verlangt iets van bewustzijn te vinden”. Niet snel daarna schrijft Dalí in koeienletters: “IK WORD KLASSIEK.” Klassieke meesters uit de schilderkunst als Raffaël, Leonardo da Vinci, Velázquez zijn grote voorbeelden voor Dalí. Hun schildertechniek, hun gebruik van symmetrie en nagenoeg perfecte verhoudingen in de kunstwerken beelden voor Dalí absolute schoonheid uit. En die schoonheid heeft Europa hard nodig, aldus Dalí om verdere uitholling van cultuur, waarden en normen te voorkomen.
Atoombom
De Tweede Wereldoorlog doopt de wereld in geweld en gebrokenheid. In het jaar dat Duitsland zijn verlies moest toegeven, woedt elders in de wereld een strijd tussen Japan en de VS. 6 Augustus 1945 vanuit een Amerikaans vliegtuig een atoombom “Little Boy” op Hiroshima gegooid en 9 augustus de tweede atoombom op Nagasaki. Dalí is, net als de rest van de wereld, geschokt, of zoals hij zelf zegt: “de atoombom … schokte mij seismisch” (Taschen, p.407)
Een dikke rouwrand omlijst de kunst van Dalí.

Het schilderij “Melancholy Atomic Uranic Idyll” (1945) verbeeldt die seismische schok op zeer intense manier. Waar Dalí normaliter werkt met lichte kleuren en sprekende contrasten, zo zien we hier veel donkere kleuren en grauwheid. Dalí schildert een nachtmerrie. Allerlei bekende symbolen die Dalí eerder in zijn schilderijen toepast, zien we hier terug in een haast verwrongen toestand: het weke horloge in het midden, dat langs de zijkant van het gezicht, gevormd door een bommen werpend vliegtuig, en de hals gedrapeerd ligt; direct naast het weke horloge zien we de mieren die een gebroken (parfum)flesje binnendringen; de olifanten met extreem uitgerekte poten, als symbolen van spiritualiteit, de verbinding tussen hemel en aarde leggen, lopen nu door een kapotgeschoten wereld; het ei, als symbool van hoop en nieuw leven, aan de rechterkant dat uit een doek lijkt te scheuren en aan de linkerkant uit de keel van man die met ontzetting kijkt. We zien de atoomexplosie klein gemaakt, rechts tussen de witte figuren en het ei in. Alles in het schilderij lijkt los te staan van elkaar en te zweven. Er is geen ondergrond waarop gestaan kan worden. Zwarte melancholie door verwoesting.
Tegelijkertijd ontwikkelt bij Dalí vanuit zijn geschokt belangstelling voor de wetenschap rondom het atoom, de atoomfysica. Hij bestudeert diverse boeken en wetenschappelijke artikelen. We zullen zien dat deze kennis zich zal vermengen met christelijk geloof.
Christelijk geloof & atoomfysica
De kunst van de Renaissance is vooral gebaseerd op christelijke tradities en Bijbelteksten. Met het herontdekken van die kunst, raakt Dalí die zijn atheïsme niet onder stoelen of banken stopt, geïnteresseerd in de christelijke symboliek. Zijn geliefde moeder die dan bijna 20 jaar dood is, was een zeer religieuze, Rooms-katholieke vrouw. Dalí heeft zeker in zijn kindertijd kennis gehad van het christelijk geloof door middel van kerkbezoek met zijn moeder en de christelijke lagere school. Het atheïsme van zijn vader vond Dalí veel aanlokkelijker en meer passen bij zijn levensvisie. Dalí was uitgesproken anti-kerk in de jaren 20 en 30 van de 20e eeuw. Religieuze symboliek komen we daarom nauwelijks tegen in de kunst van Dalí tot aan de 40er jaren van de vorige eeuw.
Met het neuzen in de Renaissance-kunst worden zijn christelijke wortels van moeders kant weer wakker geroepen. Hij verdiept zich in de christelijke traditie zoals die door de Rooms-Katholieke Kerk is te vinden; met name mystici als Johannes van het Kruis en Teresa van Ávila trekken zijn aandacht. Hij laat zich dopen en wil graag de paus, Pius XII in die tijd, bezoeken. In 1949 is dat moment daar en hij presenteert daar zijn schilderij “De Madonna van Port Lligat”.

De paus zegende het kunstwerk en zo raakte Dalí meer en meer thuis in de RKK; hij werd lidmaat van de Kerk. Het aantal religieuze uitingen van Dalí in woorden staat in groot contrast met het aantal kunstwerken dat hij produceert eind 40er jaren en de jaren 50 van de vorige eeuw. Belangrijke christelijke ingrediënten in zijn kunst zijn: Maria, de moeder van Jezus; de eucharistie (viering avondmaal met brood en wijn); Jezus Christus als kind en man; de hemelvaart van Maria; de mystiek. Trouw aan Gods gebod om Hem niet af te beelden, is God toch in ieder (religieus) schilderij ‘zichtbaar’ door middel van het mysticisme. Dalí schrijft daarover in zijn Mystiek Manifest (Manifeste Mystique, 1951):
“… ik heb de beschikking over een buitengewoon wapen om tot de kern van de waarheid door te dringen: het mysticisme, oftewel de diepgaande intuïtie van dat wat is, de directe communicatie met het algehele, het absolute visioen door de genade van de waarheid, door de genade van God. […]
In deze toestand van intense profetie werd mij duidelijk dat de schilderkunstige uitdrukkingsmiddelen voor eens en voor altijd en met de grootste perfectie en invloed tijdens de Renaissance ontwikkeld zijn en dat de decadentie van de moderne schilderkunst haar oorsprong vindt in scepsis en gebrek aan geloof, een gevolg van mechanistische materialisme.
Door de opleving van het Spaans mysticisme zal ik, Dalí, met mijn werk de eenheid van het universum bewijzen, doordat ik de onstoffelijkheid van alle substantie aantoon.” (citaat uit Taschen, p. 407; benadrukking door mij)
God is voor Dalí alles in allen (zie ook een bijbels citaat, woorden van de apostel Paulus: 1 Korintiërs 15, vers 28). Met de kennis van atoomfysica in zijn achterhoofd, is zelfs de ’tussenruimte’ in een atoom (de allerkleinste, scheikundige bouwsteen, waarmee alles is opgebouwd), dat wat het proton, het neutron en het elektron bij elkaar houdt, dat is God. In het schilderij Melancholische atoom- en uraniumidylle waar Dalí zijn geschoktheid na de atoombom verbeeldt, zien we dat alles zweeft, los staat van elkaar. Zoals in een atoom, volgens Dalí, waar de deeltjes ‘zweven’ én bijeengehouden door God, zal steeds meer zichtbaar worden in zijn schilderwerken dat alles zweeft, los staat van elkaar én bijeengehouden door God.
Dalí noemt deze combinatie van atoomfysica en het christelijk geloof “nucleaire mystiek”. Graag verwijs ik nog even naar het schilderij “De Madonna van Port Lligat” uit 1949 dat Dalí aan de paus heeft getoond. We zien Maria (de madonna) en haar kind Jezus. Wat direct opvalt is dat het kind zweeft net als Maria en alles rondom hen. Op de voetenbank zien we een doek en twee vruchten liggen. Verder zien we diverse onderdelen los van elkaar staan. Ofwel: het atomaire zien we aan het werk. Alles bestaat uit losse delen en deeltjes. Tegelijk wordt in het schilderij ‘alles’ bij elkaar gehouden door het mysterieus-harmonieuze, God.
De nieuw ingeslagen, of: conservatief-moderne weg van Dalí om met de schildertechnieken uit de Renaissance, de christelijke traditie vermengd met de atoomfysica zijn innerlijke bewogenheid en levensvisie te laten zien, roept bewondering én tegenstand op. De bewonderaars roemen de schoonheid van zijn kunst. De surrealist André Breton en andere moderne kunstenaars kunnen hun misselijkheid niet onderdrukken. Om met kunsthistoricus Simon Schama te zeggen: Dalís kunst verstoort immens én blijft vol schoonheid.
ds Robert-Jan van Amstel, 26 augustus 2013, hier en daar aangepast 31 mei 2016
P.S. In het vorige en dit blogdeel heb ik schetsmatig een aantal biografische rode draden en kunstzinnige kunstroute willen uitstippelen. Met wat we nu weten, hoop ik dat het beroemde en verguisde schilderwerk “Christus van St. Johannes van het Kruis” uit 1951een bedding heeft gekeken, zie daarvoor blogdeel 4 dat nu nog in de grondverf staat.
Voetnoten:
(1) Simon Schama, De kracht van kunst, Amsterdam 2007, p.7
Ontdek meer van [ iBelieve ]
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
een heel mooi gegeven en hoe je het verteld dan krijg je een andere beeld van Dali en ik heb ook een boekje over Dali. Annie Mulder
Ik moet je zeggen, dat ik zelf door het lezen vanuit diverse bronnen steeds meer ben gaan houden van de kunst van Dalí. Dank voor je reaxie!